549 pagina's | Em. Querido's Uitgeverij | augustus 2009
(tegelijkertijd hardcover, paperback, digitaal)
Aanbeveling
Graag wil ik Thomas Rosenboom's laatste roman, 'Zoete Mond' (2009) voordragen.
In het jaar 2000 hebben de boekgrrls 'Publieke werken' gelezen. Rosenboom heeft tweemaal de Libris literatuurprijs gewonnen, en wie weet, misschien wordt 'Zoete mond' zijn tweede maandboek hier bij de grrls.
In het boek worden twee verhaallijnen uitgesponnen.
De hoofdpersoon is Rebert van Buyten, een jonge, in zichzelf gekeerde, niet meer praktiserende dierenarts. Zijn tegenpool is Jan de Loper, een excentrieke aristocraat op leeftijd.
Om een paar thema's te noemen: dierenliefde, een tot eenzaamheid leidende vrijheid, schaamte.
Het geheel speelt zich af in een fictief dorpje aan de Rijn, in de jaren zestig.
De tocht van de witte beloegadolfijn via de Rijn naar Duitsland heeft echt plaats gevonden.
Rosenboom heeft zich over de dierenarts praktijk ingelezen aan de hand van Dokter Vlimmen’s belevenissen en Jan de Loper is gemodelleerd naar de in Breukelen beroemde figuur Kees de Tippelaar.
'Zoete mond' bevat behalve typisch Rosenboomse elementen ook een nieuw aspect, dat van zachtheid, ofwel mededogen. Volgens eigen zeggen is dit zijn meest persoonlijke werk tot nu toe.
Ik heb de roman met veel plezier gelezen, vooral ook omdat het zo heerlijk voortkabbelt.
Thomas Rosenboom is en blijft een rasverteller. Ideaal voor de vakantie.
Het Verhaal
Bijna zeshonderd pagina's dik is dit boek. Het vertelt het verhaal van twee mannen, twee heel verschillende mannen. Omdat Rosenboom hun verhalen om en om vertelt, weet je als lezer dat ze iets met elkaar te maken hebben, maar pas halverwege ergens besef je dat hun levens min of meer parallel blijken te lopen. Het komt tot een korte aanraking (deel twee) en dan gaan de evenwijdige lijnen weer uiteen (deel drie). Rebert leren we kennen na zijn middelbare schooltijd -bij Rosenboom geen psycho-analyse, geen geneuzel over hoe het allemaal zo heeft kunnen worden- hij gaat landbouwkunde studeren in Wageningen. Hij blijkt de enige te zijn die iedere dag heen en weer treint vanuit Arnhem, waar hij een kamer huurt. Waarom niet in Wageningen dan? Maar ja, dat kan het verhaal niet lopen zoals het nu lopen zal. Nu gaat het echte studentenleven aan hem voorbij: hij moet de trein halen. Hij geraakt in een isolement. Hij heeft alleen een kat. Dat beest blijkt de opening naar het leven dat hem boeit, hij laat de huidige studie vallen en gaat dierenartsenij studeren in Utrecht. Hij blijft sporen, en blijft alleen. Zijn studie en het werk dat hij in zijn vakanties bij de dierenarts doet maakt zijn leven aangenaam vol. Hij kan er niet eens bij stil staan dat hij geen vrienden, laat staan vriendinnen heeft. Maar Rosenboom is hem goed gezind: bij de behandeltafel van de dierenartspraktijk zal hij de liefde van zijn leven ontmoeten, Tineke. Zijn vrouw heeft veel vrienden, die automatisch ook de zijne worden. Denkt hij. Maar als Tineke door een auto-ongeluk om het leven komt, samen met haar vriendin en diens dochtertje, blijkt hij weer helemaal alleen te staan. Hij valt in een gat, waar hij slechts met moeite uit weet te krabbelen. Naast de versterkte wijn, lijkt zijn enige houvast zijn beroep, maar ook daar gaat het mis. Hij besluit te verhuizen, een nieuw leven beginnen, alles achterlaten. Hij heeft toevallig geld genoeg om niet te hoeven werken. Hij zal nooit meer echt dierenarts zijn. Hij verhuist naar Angelen.
Daar komen we zijn tegenspeler tegen, die we al lezend in de tussentijd ook gevolgd hebben: Jan de Loper, een excentriekeling, die voor de oorlog veel succes had met zijn bizarre gedrag. Hij had geen zin om het bedrijf van zijn ouders over te nemen en vertrok naar Nederlands-Indië, waar hij ging wandelen over de eilanden, met een inlander als gezelschap. Ook hij heeft geld, ook hij is alleen. Die eenzaamheid overvalt hem na de oorlog, als de mensen niet meer lachen om zijn grappen. Nieuwe uitvindingen, vooral de komst van de televisie, winnen het van zijn potsierlijkheid, hij raakt in de vergetelheid.
De komst van een dierenarts maakt nieuwe hoop in hem wakker: eindelijk iemand die zal begrijpen wat hij van het even wil. Maar de dierenarts wil niets van dat 'zonderling heertje' weten, gaat niet in op zijn jolig gebrachte uitnodigingen. Wat is het wat hen zoals in het begin gezegd, toch bij elkaar brengen zal?
Vermeldenswaard is nog dat Rebert in Angelen een korte hype zal veroorzaken: door zijn toedoen gaan kinderen lopen met hun dieren, met konijnen vooral, en een enkele kip. Ik verbaasde me erover dat er geen sprake is van honden of katten, maar omdat de schrijver verzint dat alle dieren in een zandbak bij elkaar worden 'uitgelaten' kan dat natuurlijk niet. Zo heb ik het hele boek door duidelijk de schrijver in beeld: het boek gaat niet uit zichzelf leven.
Dit boek is een echte 'Rosenboom' en toch ook weer niet. Waar de lezer hem herkent, dat zijn de dwalingen, de uiteenzettingen ver onderwerpen die niets of slecht terzijde te maken hebben met het verhaal. Rebert bedenkt een systeem om energie op te wekken, maar doet er niets mee.
Maar er is ook een ellenlang hoofdstuk waarin de dierenarts met zijn vriend het IJsselmeer over zeilt, een paar uren waarin tot in alle details vertelt wordt hoe zij samen de boot en de golven bedwingen, uren waarin hun vriendschap groeit. Tegelijk weet de lezer dat er iets moet gebeuren, maar weet niet hoe en wat. Als een thrillerschrijver werkt Rosenboom hier met cliffhangers en een spanningsboog! Het is jammer dat hij dat niet volhoudt, het komt de leesbaarheid ten goede, maar aan de andere kant zou het niet bij het verhaal gepast hebben.
De figuur Jan de Loper is gebaseerd op Kees de Tippelaar. Ook daar kennen we Rosenboom weer. Zoals ook de witte walvis waarmee het boek opent en eindigt werkelijk de Rijn is opgezwommen in 1966. Wit is een belangrijke kleur in het boek, waar ik eigenlijk eerder zwart zou verwachten.
Ik vind het nogal een somber boek. Dat wordt versterkt door de bekende archaďsche taal, maar zit ook in het verhaal dat verteld wordt. Het gaat allemaal niet zo rooskleurig met de hoofdpersonen, ze kabbelen het leven door, en komen nergens. En daar is het boek geen ' echte Rosenboom' : zijn de figuren in andere boeken fanatiekelingen, dat zijn ze hier niet. Zelf zegt hij dan ook desgevraagd dat zijn boek rustiger is, minder gedreven, anders. Of het een kentering is in zijn schrijverschap, dat zegt hij nog niet te weten.
De reacties
Bedankt voor je lange samenvatting. Het boek ligt hier klaar om te lezen voor mijn IRL-leesgroep. Het is zo dik dat ik er echt tegenaan hik. Gelukkig heb ik door jouw verslag enigszins een idee waar ik aan begin. Ik heb van een eerdere Rosenboom genoten: De nieuwe man. En ik weet dat ik zeker nog een keer Publieke Werken moet uitlezen (halverwege blijven steken).
Maar ja… Rosenboom is geen pageturner… ik voel al weer "het geploeter van de mens" als ik alleen al naar het boek kijk. Ik zal zien of ik me ertoe kan zetten.
Ja, ik ben gisteren begonnen in Zoete mond, nadat ik het vorige maandboek heb weggelegd, onuitgelezen, wel meegelezen met de samenvattingen en discussies. Bewondering heb ik voor jullie.
Het is mijn eerste boek van Rosenboom dat ik lees, eerst indruk: mooi en omfloerst taalgebruik.
Tot nu toe vind ik het heerlijk lezen. Vaslav van Japin heb ik uit (moet ik nog steeds iets over zeggen), en de overgang wat taalgebruik aangaat, is niet erg groot. Bij beide mooie taal, beide bloemrijk, maar de taal zelf is bij Japin toegankelijker; Rosenboom houdt vast aan ietwat archaïsch taalgebruik, moeilijke woorden en wel erg lange zinnen. Ik, enthousiasteling, las er een van een kwart pagina voor aan echtgenoot en die keek uiteindelijk stomverwonderd en zei: Wat een kl... zin! :) Het is me al wel duidelijk dat hoofdpersoon Rebert opnieuw een beetje een buiten de gemeenschap staande, zielige figuur is, zoals vaak bij Rosenboom. Niet onsympathiek, maar je zou hem alles wat hij over zich afroept, willen besparen. Maar misschien gaat het straks beter met hem, want de studie diergeneeskunde heeft al een positieve invloed op hem gehad. Behalve dan dat hij 'er nog altijd buiten staat'. Ik verwacht erg geboeid te blijven!
Het is nog steeds een beetje dierendag (4 oktober 2010). Toepasselijk dat Zoete Mond aanvangt met een proloog waarin we kennismaken met een witte kleine walvis ofwel een beloegadolfijn. De dolfijn zal later in het verhaal nog terugkomen.
In het eerste hoofdstuk maken we kennis met Rebert van Buyten, niet-praktiserende dierenarts in het (fictieve) dorpje Angelen. 'Hartslag zeer zwak,' sprak hij [Van Buyten] eindelijk.
'Ik weet nog niet precies wat hij heeft, maar het is in ieder geval iets...nou ja, iets ichtyologisch.
Hoe dan ook, ik heb hem gestabiliseerd...hij rust nu.' (p.22)
Ingewijde lezers weten al dat deze diagnose Ranja de goudvis betreft, die door zijn baasje Lieke meegenomen is naar onze hoofdpersoon, de dierendokter. Nadat Lieke de vis namelijk die dag enkele malen uit het water had gehaald om hem te knuffelen, lijkt hij nu een beetje stil geworden... is misschien wel ziek. In feite is de goudvis hartstikke dood.
Maar Rebert weet wel raad...
Dit was de eerste Rosenboom ooit die ik heb gelezen en ik was niet onder de indruk. Het verhaal is goed en uitgewerkt en mooi. Dat registreer ik allemaal maar… het triggerde me nooit om door te lezen. Het was meer een soort 'opdracht' en ik was blij dat het eindelijk uit was. En dat vind ik toch jammer. Slechte Rosenboom om mee te beginnen (zoals laatst hier al werd geopperd?)?
Dit boek uit 2009 is het eerste boek van Thomas Rosenboom dat ik gelezen heb. Ik vond het lekker lezen en het verhaal was ook best aardig.
Waar het over ging? Er zijn twee hoofdpersonen in het boek. De eerste persoon die we tegenkomen is Rebert van Buyten. Hij is een wat teruggetrokken persoon, vooral omdat hij studeert in de ene stad en woont in een andere, en daardoor niet met het studentenleven kan meedoen. Maar ook hoort hij er niet echt bij als zijn huisgenoot met zijn vrienden op stap gaat en hem uitnodigt.
Vanwege het weinige contact met andere mensen weet hij eigenlijk niet meer goed wie hij is: “Hij kon zich zijn karakter nauwelijks meer herinneren” (blz. 40). Na een valse start met een andere opleiding gaat hij voor dierenarts studeren. Ook daar hoort hij er niet bij.
De andere hoofdpersoon is Jan de Loper. Hij is een man van adellijke afkomst en heeft een chique naam die hij weinig gebruikt. Als jongeman is hij niet gaan studeren maar heeft hij hele stukken van de wereld gelopen, eerst in Nederlands-Indië, later in Amerika en verder. Daardoor is hij bekend geraakt als “Jan de Loper”.
Jan de Loper houdt er heel erg van om in de belangstelling te staan. Hij heeft daarom van jongs af aan al allerlei grapjes uitgehaald met andere mensen. Maar tegenwoordig is men er minder van gecharmeerd en hij is ook de jongste niet meer. Hij probeert van alles om toch nog op te vallen.
Uiteindelijk komen de levensverhalen van Rebert en Jan bij elkaar. Rebert mag Jan helemaal niet! Maar ze hebben elkaar wel nodig. Uiteindelijk helpen ze elkaar dan ook.
Wat ik ervan vond? Het boek was niet moeilijk te lezen, maar de schrijfstijl af en toe wel heel erg goed. Zo vinden we niet lang na het begin van het boek:
"Zijn blik trof de hare op slag, schroeide er prompt aan vast maar sprong dadelijk ook weer weg (blz. 17)" Ik vond het grappig hoe hij besloot dierenarts te worden nadat hij (in gedachten) een andere dierenarts had uitgelachen, terwijl hij normaal nooit iemand uitlacht. Misschien vindt hij het veiliger iemand te worden die hijzelf niet serieus kan nemen?
Jan de Loper heeft volgens mij pech: in de moderne wereld kijkt men niet meer zo op naar mensen van adel en mensen met geld. Zij lachen daarom niet zomaar meer om alle grappen die hij uithaalt. Daarbij is hij ook nog oud en telt eigenlijk niet meer mee. Hoewel iedereen zich nog goed kan herinneren wat voor streken hij vroeger allemaal uithaalde.
Misschien kunnen de gedichtengrrls zich nog het gedicht van Ted Hughes herinneren dat ik op 17 februari van dit jaar inbracht: een gedicht over het halen van een kalf. Een soortgelijke situatie wordt beschreven in hoofdstuk 5 van Zoete mond, wanneer Rebert praktijkervaring op gaat doen bij dierenarts Beckers. Zie p. 102, over de embryotomie. De hele episode over Reberts stage is sowieso erg leerzaam. Interessant om te lezen wat er allemaal komt kijken als je voor een veestapel moet zorgen.Overduidelijk is dat Rebert geknipt is voor het beroep van dierenarts. En waarom gaat dat dan toch mis...
O jee, met de passage bij Rosenboom net achter de rug komt dit gedicht met nog meer beelden binnen dan toen ik het in februari las. Zoals Rosenboom zich ook hier weer vakkennis heeft eigen gemaakt en het vakjargon hanteert! Het is me de schrijver wel.
E. schreef over een irritante hoofdpersoon en hier steekt afschuw de kop op. Gemengd met medelijden natuurlijk en met de overtuiging dat je helemaal geen afschuw mág voelen van mensen als Rebert, of dat het zelfs veelzeggend is als je zo reageert. Die naam ook weer... Rebert.
Heb een aangenaam begin gemaakt aan deze roman en dus kennisgemaakt met de beide hoofdpersonen. (Tenminste - daar ga ik nu van uit.) Een fraai koppel: de 'dooie goudvis' Rebert - of de nog gevangen dolfijn Ebert. Kan ook. En de exuberante Jan de Loper, die op de nu-lijn een oudere man moet zijn. Dat kan nog leuk worden. Gaat Rebert zich kapot lopen? Op z'n Rosenbooms? Of komt ie toch in 't vrije sop terecht? En die Marc, komt die nog terug? Zou zomaar kunnen.
Angelen bestaat niet in 't echt. Keek even op de kaart, met vergrootglas.
Ach, klinkt ook te fishy.
Las overigens de intro over deze Jan een tikkie 'eroverheen'. Keek voor de zekerheid even achterin. En jawel - een bron.
Nou, ik ben benieuwd naar 't vervolg.
Gemengde gevoelens bij dit boek, hoewel ik het nog niet heb weggelegd. De meeste ergernis bij de passages over Jan de Loper, die me overigens aan een ex-collega van me doet denken, die het Pieterpad liep met muziek. Na wat M. schreef achterin gekeken en opgezocht: gebaseerd op Kees de Tippelaar. Toch een beetje anders dan Johan, in elk geval eenzamer.
Ik heb het boek wel weggelegd en net teruggebracht naar de bieb (...).Bij Zoete mond betrapte ik me erop dat ik steeds meer diagonaal ging lezen. Lijkt me niet de bedoeling van een roman, dus uiteindelijk er maar een punt achter gezet. Ik zat me niet te ergeren bij de passages over Jan de Loper, maar ik was totaal niet geïnteresseerd. Het was ook mijn derde boek wat me maar matig boeide, waar ik echt bij het oppakken dacht "ik moet weer.."
Ik ben inmiddels iets over de helft en mijn aanvankelijke enthousiasme is geluwd. Het verhaal kabbelt voort en ik verlang naar een stroomversnelling.
Nee - da's flauwe beeldspraak. Want Reberts korte huwelijk zorgde weldegelijk voor een verrassing. Maar na een periode van - afgeleide – zelfverzekerdheid lijkt de man weer terug bij af.
Wat me eerder wat irriteerde bij de kennismaking met Jan de Loper ( het info-gevoel) werd versterkt bij dat zeilverhaal. Jammer dat R 't nodig vindt zijn knowhow ( voorbereiding) zo te etaleren. Ik hoef dat allemaal niet zo nodig te weten en sjees over de pag's heen.
Inmiddels is 't plaatsje Angelen ruimschoots in beeld gebracht en zijn De Lopers wederwaardigheden alweer! uitvoerig bescheven -die man interesseert me niet! Rebert lijkt via de kinderen enige waardering te gaan krijgen. Mevrouw Laura krijgt invloed. Wedden dat ie straks ook gaat lopen? Zie achterin: Dirk van Weelden - Looptijd. Ik weet niet of ik dat nog allemaal ga meemaken!
Ik wilde het enthousiasme niet beantwoorden met scepsis maar intussen zijn er meer mensen die ook niet erg meegesleept werden.
Het eerste hoofdstuk over Jan de Loper vond ik een zouteloze opsomming van oninteressante streken, was blij dat ik dat achter de kiezen had.
Het hoofdstuk over de zeiltocht beviel me juist wel op grond van eigen spannende ervaringen. Kon het zelfs niet achter elkaar door lezen van de spanning om de riskante situatie. Na de dood van zijn vrouw werd de hoofdfiguur weer zo'n slap geval waar ik echt niet door geboeid kon blijven. Boek is dichtgegaan. Ik hoef niet meer.
Zoete Mond haalt niet bij Publieke Werken, dat was een meesterlijk boek.
Ik heb dezelfde ervaring als jullie maar ik weet niet of ik doorlees. Er ligt nog zoveel interessants te wachten...
Die Jan de Loper is inderdaad verschrikkelijk oninteressant. Wel leuk is dat ik in een heel oud fotoalbum van mijn opa een foto heb zitten van Kees de Tippelaar, de man die als inspiratie heeft gediend voor JdL. Zou mijn opa hem gekend hebben? Of is het een soort fanfoto, die Kees uitdeelde aan bewonderaars? Het enige wat er bij de foto staat is: L.C. Dudok de Wit (Kees de Tippelaar), Huize Slangevecht te Breukelen.
De stijl van Rosenboom leest gemakkelijk. Ik verbaas me wel over het plotselinge antieke woordgebruik. Past weliswaar bij de hoofdpersonen maar is toch vrij onverwacht in het verhaal. De gebeurtenissen kabbelen voort als een bijna opgedroogd stroompje water in grijs weer. De hoofdpersonen zijn weinig inspirerend. Door hun slappe optreden, gebrek aan initiatief, enorme afhankelijkheid van anderen, zelfs irritant. Het meest interessante deel tot nu toe (halverwege) is het huwelijk met Tine, de zeiltocht en het ongeluk. Daarna gaat het stroompje weer verder.
Ik heb het boek nog niet weggelegd. Dinsdag moet het terug naar de bieb. Niet zeker of ik het dan ook heb uitgelezen.
Goed dat ik niet de enige zuurpruim ben, die deze roman - eh ' niet te pruimen' vind, is teveel gezegd, natuurlijk. Maar toch. Goed ook, dat er ook wordt genoten. Da's mooi. M. ik heb je verslag maar niet uitgelezen, want ik begrijp dat je 'tot 't gaatje gaat' - en misschien wil ik toch nog
weten hoe het afloopt met onze Rebert.
Vond het verhaal over de kinderen en de dieren overigens heel schattig. Een beetje een sprookje. Maar ja - daar kwam die kwast weer tussendoor. Rebert is begonnen te met z'n loop-exercitie. Heb met mezelf afgesproken dat ik stop als 'Dirk van Weelden'-info gaat domineren. Dan kijk ik gewoon even hoe 't afloopt. Toch 't vrije sop voor die dolfijn? Want dat wil ik wel weten na al dit gelees.
Nog even over Zoete Mond. Jawel, 'k heb 't boek uitgelezen en voorwaar! Rebert verdwijnt uit zicht als 'witte dolfijn'. Of dat nou het vrije sop zal blijken…
Maar ik heb nog een vraagje. Dat pipetje met 'spul', wat moeten we daarmee? 't Restje venijn dat R. nog wilde inzetten? Kwam wel handig uit bij z'n 'behandeling' van dooie dieren. Maar ja. Iets deftigers kan ik niet bedenken.
Wat bedoel je daarmee? Ik geloof dat ik die scene even gemist heb? Afgezien van het versterken van de wijn zoals Rebert dat elke avond doet met een pipetje hypnine (een narcosemiddel)...
Rosenboom moet met 't gedoe met dat pipetje een bedoeling hebben gehad, lijkt me. De onderdrukte ruige kant van R? Hij was ook niet vies van wat vuig gegluur naar die appetijtelijke dame
Ik dacht net als E. dat ik een scene gemist had. Maar je doelt op de steeds terugkomende scènes met het pipetje. Zijn mij ook een raadsel gebleven. Het precieze aantal druppels was ook steeds zo belangrijk, maar waarom? Ik heb nog opgezocht wat hypnine voor middel was, maar daar kwam ook niet iets verklarends uit. Heb ook niet het idee dat dit aspect door een tweede lezing van het boek opgehelderd zal worden ;-(
Ik heb op internet ook nog even gezocht naar hypnine. Vond o.a. dat het een synoniem is voor Procaine, een lokaal verdovingsmiddel. Dat zal dan waarschijnlijk het effect van alcohol versterken?
Ik krijg een beetje de indruk dat ik misschien wel de enige boekgrrl ben die dit boek helemaal heeft uitgelezen, maar dat heb ik dus gedaan en ik heb ervan genoten. Misschien viel het boek bij mij beter dan bij jullie omdat ik een echte Rosenboomfan ben, ik weet het niet, maar ik vond het een prachtig boek. Hoewel best moeilijk om er de vinger op te leggen waarom.
Dit schreef ik zojuist over het boek op m'n weblog:
Wat heerlijk is het toch als een favoriete schrijver je niet teleurstelt. Ik ben meer dan tevreden met deze nieuwste Rosenboom (539 p.). Jaren geleden, toen hij pas aan dit boek was begonnen, hoorde ik een interview met de schrijver waarin hij vertelde dat hij deze keer een ander boek wilde schrijven: zijn volgende boek zou positiever, aardiger, of iets dergelijks moeten zijn. Ik vond dat jammer, want ik vond de boeken die Rosenboom tot op dat moment had geschreven erg goed en dacht dus dat verandering alleen maar verslechtering zou betekenen. Maar gelukkig is dat niet zo; hoewel dit boek wel een beetje anders is dan Rosenbooms eerdere werk, is het toch weer een goed geschreven en bijzonder verhaal geworden. Typisch Rosenbooms vind ik dat de hoofdpersoon Rebert weer moeilijk aansluiting vindt bij zijn omgeving, maar zijn 'mismatchen' is minder extreem dan dat van personages uit eerdere boeken en in zoverre is het boek wel wat positiever. Rebert heeft gelukkig wel een enkele vriend en kennelijk goed contact met de dierenarts waar hij het vak van leert en met de boeren voor wie hij werkt. En hij slaat zelfs een vrouw aan de haak. Verder wordt zijn eenzaamheid deels verklaard door de omstandigheden: tijdens de studie door het feit dat hij niet woont in de stad waar hij studeert, en na Tines overlijden uiteraard door zijn rouw en zijn weduwnaarschap. De andere hoofdpersoon van het boek, Jan de Loper, vond ik een grotere mismatch: een bijzonder irritant mannetje dat belangstelling van anderen nodig heeft om te overleven en daarom bijzonder flauwe streken uithaalt en zich daarmee aan iedereen opdringt. Het mannetje is zo irritant dat het zelfs irritant is om over hem te lezen, en dat vind ik dan juist weer goed aan het boek: als vanouds roept Rosenboom bij mij tegenstrijdige gevoelens op over zijn hoofdpersonen.
Qua verhaal kabbelt dit boek over het algemeen rustig voort, al zitten er bijzonder aansprekende stukken in, zoals waar Rosenboom Reberts werkzaamheden als dierenarts beschrijft, en zijn zeiltocht met Diederik. Bij die zeiltocht vond ik het extra knap dat ik daar als lezer bijna helemaal in opging, terwijl zich tegelijkertijd in mijn achterhoofd het idee vastzette dat zich ondertussen aan de wal het echte drama afspeelde. Zo speelden zich als het ware twee spannende verhalen tegelijk af, terwijl Rosenboom aan wat zich op de wal afspeelde tijdens de zeiltocht toch geen woord vuil maakte. Bijzonder.
Verder vond ik de beschrijving van Angelen en van hoe de tijden daar veranderden prachtig: met weinig woorden schetst Rosenboom heel sprekend aspecten die kenmerkend waren voor de verschillende tijdsgewrichten. En dat gaat soms helemaal en passant, zoals waar over het dameszadel met de Schotse ruit wordt opgemerkt dat dat misschien zo vrouwelijk voorkwam omdat Schotse rokken indertijd in de mode waren. Wat een nostalgie ;-) (ik had als meisje uiteraard ook zo'n rok).
En dan natuurlijk het verhaal over de walvis: de tocht van de vis door de Rijn (leuk om te lezen dat ik niet de enige ben die de namen van deze rivier niet begrijpt) vond ik een bijzonder aansprekend geschreven. De gebeurtenis vormde een welkome afwisseling in het, zoals gezegd, nogal rustig voortkabbelende verhaal, terwijl hij toch mooi verbonden is met de voorgaande en navolgende delen van het boek.
Aan het slot komt de titel van het boek aan de beurt: de zoete mond. Misschien is dit een bestaande uitdrukking of zegswijze, maar zo niet, dan vind ik deze manier om te beschrijven hoe Rebert probeert zijn schuld jegens Jan de Loper in te lossen mooi gevonden. En ik vond het een passend en aangrijpende einde van het verhaal over deze twee vreemde, vreemde mannen.
Nee, je bent niet de enige! Ik vond dit ook een hartstikke mooi boek. Dit was mijn eerste Rosenboom book en ik heb meteen Publieke Werken in huis gehaald. Ja, ik vond Zoete Mond prachtig.
Eerst vond ik het stuk over Jan de Loper maar vreemd, het paste niet in het verhaal. Maar dat bleek later een foute gedachte: het paste wel!
Ook de nostalgie (maar ik was toen geloof ik nog niet eens geboren) vond ik prachtig: heel treffend werd verhaald hoe het er vroeger aan toe ging. En het stuk van de walvis door de Rijn was ook mooi, hoewel ik het wel vreemd vond, want op een gegeven moment leek het niet of de walvis nog in de buurt van Angelen zou komen, dus wat deed die dan in het boek? Maar dat bleek toch weer anders te lopen!
Hier kun je lezen wat ik ervan vond. Ongeveer hetzelfde als ik in mijn email schreef: Boekblogger
Ik heb het verslag gelezen, leuk om te zien wat jou opviel. Vooral die zin die je aanhaalt: hij was een zeevis in zoet water (over Rebert na de dood van Tine). Een verwijzing naar het (nog komende) verhaal van de walvis. De zin was mij niet bijzonder opgevallen, maar bevestigt heel stevig mijn idee dat dit een boek is waar je meer uithaalt als je het vaker leest (wat volgens mij 'n kenmerk is van een goed boek).
Wat mooi gevonden van je: die verwijzing naar de walvis was MIJ niet opgevallen! Inderdaad denk ik ook dat er wel meer uit te halen is.
Ik denk dat ik het nog wel eens een keer ga lezen - helaas was dit boek van de bieb, maar ik heb Publieke Werken wel in huis gehaald, dus mocht ik dat ook heel mooi vinden, dan begin ik misschien wel aan een verzameling Rosenboom.
De "Zeevis in zoet water" die J. was opgevallen! (beschrijving van Rebert na de dood van Tine)
Ik heb het boek even weggelegd, maar niet omdat het niet meer boeide. Ik wil het juist gauw weer oppakken. Ik heb de (spannende) zeiltocht achter de rug en weet dat ik aan een tweede episode van Jan de Loper ga beginnen. Het ongeluk wordt nog niet uit de doeken gedaan. Uit de mailtjes over het boek begrijp ik dat het verhaal zoetjesaan bij de meeste is gaan vervelen.
Net als J. vind ik de stukken over de operaties en de zeiltocht juist goed, spannend beschreven, en bewonder ik de research i.p.v. me eraan te ergeren. Inderdaad, het hoofdstuk over Jan de Loper, dat ik curieus en daardoor fascinerend vond, is te lang en ook ik had uiteindelijk iets van 'nou weet ik het wel'. Kennelijk wordt dat alleen maar vervelender, ik ga het zien!
M., je vergelijking van Rebert met zowel de goudvis (langzaam ter ziele) als de dolfijn (vrije sop en toch iets bereikt), vind ik leuk gevonden :-). Ben benieuwd of deze dieren verder in het verhaal meer body gaan krijgen en jij mogelijk gelijk.
Op mijn leesblog schreef ik over ons maandboek van oktober: In nogal archaïsche taal vertelt Rosenboom zijn verhaal van twee contactgestoorde mannen. Op zich past dat wel bij de tijd waarin de roman zich afspeelt (halverwege de jaren '60) maar tegelijkertijd geeft het aan het verhaal ook iets neppigs, iets onnodig gekunstelds.
Een Beloega-walvis (oftewel een witte dolfijn), door de zeelieden liefkozend Moby Dick genoemd, weet tijdens een storm op de Noordzee te ontsnappen uit het bassin aan boord van het schip waarop hij vervoerd wordt.
Daarna verspringt het boek naar twee mensen: Jan de Loper en Rebert van Buyten. Jan de Loper is de buitenissige heer van Angeldyke, die op jonge leeftijd te voet een wereldreis gemaakt heeft en bij terugkeer in Nederland buitensporig rijk blijkt te zijn geworden als gevolg van een erfenis. Hij heeft er erg veel plezier in de vreemdste grappen en grollen te bedenken en oogst daarmee in het Nederland van het interbellum een flinke portie roem. Tijdens de oorlog verliest hij zijn aantrekkingskracht, iets dat hij niet begrijpt. In de jaren na de oorlog zijn al zijn inspanningen erop gericht zijn faam van voorheen terug te krijgen.
Rebert van Buyten is aan het begin van het boek student in Wageningen. Maar van het studentenleven genieten, doet hij niet. Kan hij ook niet: hij voelt weinig aansluiting bij zijn medestudenten. En ook woont hij niet in Wageningen maar in Arnhem, waar hij goedkoop op kamers kon bij een oom. Vlak voor de eindstreep leert hij de plaatselijke dierenarts kennen en stapt hij over naar Diergeneeskunde. Hij is een briljant student en zijn bedje lijkt gespreid. Zeker als hij Tine ontmoet lijkt hij zijn in zichzelf geleerdheid te kunnen afwerpen. Maar een jaar na hun huwelijk komt zij bij een auto-ongeluk om het leven. En is Rebert terug bij af.
Als Rebert zich na de dood van Tine in Angelen vestigt veroorzaakt hij tegen wil en dank een golf van dierenliefde onder de dorpskinderen. Al snel raken Jan de Loper en Rebert van Buyten in een concurrentiestrijd gewikkeld. Een concurrentiestrijd die slechts door een ontmoeting met Moby Dick wordt gestaakt.
Witte dieren in het algemeen, en de witte dolfijn in het bijzonder, spelen een belangrijke rol in de roman. Een witte dolfijn is als jonkie grijs en als volwassene wit. Net als Rebert, die in een sneeuwwit hardloopkostuum uiteindelijk even ongrijpbaar wordt als Moby Dick. Dat vond ik dan wel weer een erg mooi eind aan een verder niet heel bijzonder boek.
Over archaïsch woordgebruik:
Ik weet niet of je al iets anders van Rosenboom hebt gelezen, maar dat archaïsch woordgebruik is volgens mij een kenmerk van zijn schrijfstijl. Ik vond het in de andere boeken die ik van hem las altijd passend, maar in Zoete mond niet. Ben het met je eens dat het in dit boek iets gekunstelds heeft, maar weet niet zo goed waarom het in dit boek anders op me over komt dan in zijn andere boeken. Misschien gewoon omdat het verhaal zich wat meer in deze tijd afspeelt dan z'n andere boeken...
Ja, die ervaring had ik ook. Ik genoot er erg van in Publieke Werken en dat boek over die scheepswerf, maar hier vond ik het alleen maar muf en oubollig. Merkwaardig.
Ja ik houd er ook mee op. Ik begrijp het niet erg goed. De stijl vind ik wel mooi. Sommige zinnen ook, echt bijzonder. En zijn karakters zijn vaak van die nitwits. Van die kromme tenen mannen. Gewassen Vlees, Publieke Werken, puike boeken. Maar dit slaat dus ergens plat en ik weet niet precies waar.
28 maart 2011
Ik weet zeker dat een aantal van jullie gaat lachen als ik het zeg: Gisterenmiddag heb ik Zoete Mond van Rosenboom uitgelezen. :-) Het maandboek van oktober 2010, ik heb het even nagekeken. Ik kwam een mail tegen van J. waarin ze constateerde dat ik blijkbaar tussen de mensen in zat die het mooi en niet mooi genoeg vonden, en ze hoopte dat het nog goed ging komen met mij en Zoete Mond. Nou, het is goed gekomen in die zin dat ik het uitgelezen heb, niet eens tegen mijn zin, en ik vind het ook wel weer mooi en goed geschreven, ben vormvondsten en taalvondsten tegengekomen, maar er is iets met dit boek waardoor ik er niet helemaal voor kon gaan en het te vaak weglegde. Mijn leestempo hield perfecte tred met de traagheid van het verhaal, zou je kunnen zeggen.
De spannende zeiltocht met de dramatische afloop, prachtig.
De beginnende scène, van bijna 25 bladzijden, in Reberts praktijk met Laura en de goudvis van Lieneke, daarna de lange terugblik en vervolgens de bijna achteloze voortzetting van de scène met de goudvis op bladzijde 417. Knap vind ik het.
Taalgebruik van Rosenbooom is zonder meer mooi, gedragen, archaïsch (moet je van houden) en origineel. Ik heb opnieuw nieuwe woorden geleerd (gloriool - verschutting - marasme :-))!
Jammer dat het zo'n sloom boek voor je was. Het gekke is, normaal gesproken ben ik een heel ongeduldige lezer en als het verhaal niet wil opschieten word ik daar kriegelig van. Maar bij dit boek had ik dat niet, misschien omdat het zo mooi geschreven was.
Ik heb ná dit boek ook Publieke werken van Rosenboom gelezen en dat vond ik inderdaad wat traag. Maar verder wel weer een goed boek, net ietsje minder dan Zoete Mond, voor mij.
Publieke Werken ervoer jij dus als trager en ook als iets minder goed dan Zoete Mond. Publieke Werken heb ik juist in één adem uitgelezen, vond ik _niet_ traag en tot het einde toe heel spannend. Ik heb even gekeken: het scheelt 58 bladzijden in het voordeel van Publieke werken. Niet eens zóveel, maar die had Zoete Mond van mij ook wel mogen missen. Grappig die verschillen in lezen!
Correctie mijn oog viel op het _niet_ traag (van mij over Publieke werken), maar dat heb ik niet juist gezegd. Dat boek vind ik wel degelijk ook traag, want dat is gewoon Rosenbooms stijl, maar prettig traag. Anders dan het ergerlijke traag van Zoete mond.
Verder ken ik van hem alleen nog Vriend van verdienste (gebaseerd op een Baarnse moordzaak lang geleden en vreselijk spannend) en Aanvallend spel (over het schrijverschap, heel leerzaam).
Dettie, mei 2011
Relevante links
18 mei 1966 walvis in de Rijn in Duitsland:
https://www.broodjeaap.nl/butskop.html
en
https://www.cine-utopia.nl/films.php?id=250
Recensies
Wereldomroep
Het Parool
Recensieweb
Elsevier
8weekly
YouTube
Thomas Rosenboom vertelt over Zoete Mond
Meer filmpjes