Marlene van Niekerk: Agaat

DE INHOUD

* Dit is echt een prachtig boek Het speelt zich af in Zuid-Afrika zo tussen 1950 en 1996. Milla Redelingshuys ligt op sterven en haar zwarte huishoudster Agaat verzorgt haar. Milla kan alleen haar ogen nog bewegen en is dus volkomen afhankelijk van Agaat. In herinneringen van Milla lezen we over haar leven, haar huwelijk met Jak de Wet, haar zoon en vooral ook de rol van Agaat hierbij.
Daarnaast lezen we stukken uit dagboeken van Milla, die Agaat nu aan haar voorleest. Deze stukken lijken willekeurig gekozen door Agaat, maar gaandeweg blijkt er een soort afrekening plaats te vinden. Milla moet hier noodgedwongen wel naar luisteren. Agaat is al heel jong op de boerderij van Milla gekomen. Hoe dit is gebeurd en waarom blijft lang onduidelijk in het boek. Heeft Milla Agaat gered, gevonden, gestolen? Pas helemaal aan het eind van het boek wordt de toedracht duidelijk. Beide vrouwen zijn in feite steeds van elkaar afhankelijk, in een vaak zeer moeizame relatie. Ze zijn moeder/pleegkind, blanke/zwarte, werkgeefster/werkneemster.
Mooi zijn de parallellen in de werkelijkheid en de herinneringen.
Milla denkt bijvoorbeeld aan de vlinders die ze samen met de jonge Agaat redde en liet drogen. Heel voorzichtig vouwden ze de kwetsbare vleugels open
en uiteindelijk zagen ze de vlinders weer vliegen.
Op hetzelfde moment is Agaat bezig om de oogleden van Milla, die ze niet meer zelf open en dicht kan doen, heel voorzichtig open te houden.
“Ik heb jeuk.
Misschien omdat ik niet kon lachen. Dat theater met de buurvrouw gisteren, misschien al te macaber. Milla, de dramaqueen. Zo noemde Jak me. Wat zou hij
in vredesnaam hebben gezegd als hij mij hier zo zag liggen? Of gedaan?
Solotoneel. She-devil with shingles. Misschien had hij een emmer water over me heen gegooid en het doek laten zakken.
Dinsdag 3 december 1996. Twaalf uur.
Jeuk.
Niemand die het weet of tegen wie ik het kan zeggen. Misschien geen drama.
Wel iets voor het podium, Jak. Kleinkunst. Help-me-krabben heet de hel.
Dit bed. Een chromen bedrek. Dekens tot aan mijn kin. Daaronder mijn huid deinend van de jeuk.
Waar is Agaat? Wanneer komt ze?
Jeuk.”
Uit de dagboekfragmenten blijkt ook steeds meer dat de manier van omgang van Agaat met Milla nu, veel gelijkenissen heeft met de omgang van Milla met
Agaat vroeger. Agaat gebruikt bijvoorbeeld dezelfde stoffer om nu letters aan te wijzen, als Milla gebruikte om Agaat te slaan om haar te leren lezen.
Steeds meer komen dit soort ‘wraaknemingen’ tevoorschijn in het boek.
Op de achterkant staat: als aan het einde duidelijk wordt hoe de vrouwen tegenover elkaar zijn komen te staan, is het moeilijk een kant te kiezen.
Ik had echter bij het lezen niet het idee een kant te moeten of willen kiezen. Het is het verhaal van twee vrouwen die ondanks/dankzij elkaar hun leven met elkaar hebben geleefd. Geen winnaar, geen verliezer.
Een absolute aanrader!

* Het boek begint met een proloog waar in een zoon op weg is van Canada naar Zuid-Afrika. Laat jaren negentig vorige eeuw. Zijn moeder ligt op sterven en
de meid Agaat heeft hem geschreven dat hij naar huis moet komen om afscheid te nemen.
De moeder, Milla, ligt ondertussen horizontaal in bed en kan niets meer bewegen. Ze kan alleen haar ogen nog bewegen, en op die manier is er nog
communicatie mogelijk tussen haar en haar verzorgster Agaat. Ook is er een soort van elkaar aanvoelen, je hebt het idee dat ze precies weten wat de
ander voelt en denkt.
Er wordt heel goed beschreven hoe eng klein het wereldje van Milla is geworden.
Terwijl ze daar zo ligt gaan Milla's gedachten terug in de tijd. Het is
duidelijk dat Milla de verkeerde man heeft getrouwd. Jak is een Afrikaner
zonder tederheid en met losse handjes en voortplantingsmateriaal.
Milla heeft een boerderij (Plaas) geërfd, het leven is er hard, en we komen
veel te weten over hoe zo'n bedrijf werkt. Mooie natuurbeschrijvingen ook.
Milla adopteert een gekleurd kind, Agaat, die ze verzorgt en opvoedt en die
bij hen inwoont tot er een zoon, Jak, geboren wordt. Agaat wordt dan naar
een achterkamer verhuisd, een stukje niemandsland lijkt het, tussen het
witte huishouden, en het zwarte personeel buiten.
Ondertussen in het heden, probeert Agaat Milla bij van alles te betrekken.
Ook vechten ze versleten conflicten uit, zonder woorden te gebruiken, en
leggen het weer bij. Langzaamaan wordt duidelijk hoe verstrengeld deze twee
vrouwen zijn geraakt, door de jaren heen.
Agaat voedt de zoon min of meer op, Milla vindt dat niet leuk, ze is heel
jaloers maar weet niet wat ze er aan kan doen. De buurt spreekt er schande
van, maar Milla is machteloos. Eigenlijk is Milla een machteloze figuur, die
haar verkregen macht gebruikt tegenover Agaat maar die eigenlijk niet op kan
tegen de innerlijke kracht van dit aangenomen kind.
Op de achtergrond speelt de apartheid haar lelijke rol. Jak wordt
gevechtsvlieger en vecht in de grensoorlog met Angola en Namibië, zijn vader
is erg trots op hem.
Als hij terugkomt heeft hij zich aangesloten bij een anti-apartheidsbeweging
en moet hij vluchten naar Canada. Vanwaar hij dus jaren later terugkeert.

* Milla ligt op haar bed, zij heeft de spierziekte A.L.S. in het terminale
stadium en kan alleen nog haar ogen bewegen. Haar verzorgster Agaat aan wie
ze is overgeleverd, maar ook dank(?)zij wie ze nog leeft, is in slaap
gevallen. Een ‘buurvrouw’ komt onverwacht langs. Milla ziet haar brutaalweg
binnenkomen in haar slaapkamer. Van Niekerk schrijft dit gedeelte van het
boek in de jijvorm waarmee ze dus Milla zelf bedoelt: “Ziekentroosters
praten meestal niet met jou maar met zichzelf, vooral als je aan het
doodgaan bent. Je bent een oefenkans voor hun verontschuldigingen.
Ik vraag me af, wáár Agaat toch is, zegt Beatrice. Ik hoop niet dat ze je
dikwijls zo alleen laat, je kunt immers elk moment… je kunt haar immers elk
moment nódig hebben. Ai Milla, dat jij nu hier zó overgeleverd moet liggen.
Beatrice klakt met haar tong. Ze kijkt de kamer rond. Haar ogen glijden
snel, onderzoekend rond. Ze denkt dat ik niet goed bij mijn verstand ben. Ze
denkt dat ik niet echt kan zien, ze denkt dat het een reflex van de pupillen
is (...) [jammer om iets over te slaan, maar het wordt anders te veel]. Het
ziet er toch echt netjes uit hier, zegt ze, zo schoon en alles. (...)
Beatrice komt over me heen hangen. Ze ziet eruit alsof ze een stokje wil
hebben om in me te prikken. (...) Ik wil boe! zeggen. Ik wil mijn tong
uitsteken. Ik doe mijn ogen wijdopen, heel onverwachts, en dan laat ik ze
wegdraaien, vlak bij haar (....) Lang geleden me zo levend gevoeld. Het
effect is navenant. Dat wordt zingen.”
En dat wordt het natuurlijk, buurvrouw vlucht het huis uit: alarmeert
iedereen en binnen de kortste tijd dringen Jan en alleman de sterfkamer
binnen.

* Alvast een stukje over Agaat. Ik ben nu op pagina 224. Hoofdstuk 10 lijkt
me tot nu toe een 'scharnierhoofdstuk'. De 'verlammings'ziekte van de koeien
is net achter de rug en de volgende ramp met het vee is gebeurd. Ze hebben
foute bloemen gegeten en als ze daarna drinken werken de tulpen als
arsenicum.
Agaat, die in hoofdstuk 9 al haar hoofd koel hield en op zoek ging naar
oorzaak en remedie van de ziekte waar Milla alleen maar kon huilen om de
dood van vee dat nog afkomstig was van haar grootouders, torent nu helemaal
boven de boerin uit. Ze heeft de oude boeken bestudeerd en weet precies wat
ze moet doen. Zij is degene die bevelen uitdeelt en Milla gehoorzaamt. En
daarmee veranderen de machtsverhoudingen op Grootmoedersdrift.
De parallel ligt niet alleen in het feit dat Agaat de touwtjes in handen
heeft. Alle voorbereidingen om de dekstier en vervolgens de rest van het vee
te redden, doen denken aan alles wat nodig is om Milla tijdens haar ziekte
te verzorgen.

* Vandaag tot hoofdstuk 7 gekomen. 't Is wel geconcentreerd lezen, hoor. In
't verleden is Milla nog net hoogzwanger. In 't heden heeft ze geplast en is
een pompoenprutje naar binnen gelepeld. Die kaarten heeft ze nog steeds niet
(spanningsboogje?). Werkelijk prachtig vond ik de passage waarin ze via die
spiegel een deel van de tuin kan zien - bougainville! - kaart - kaart!

* Ben inmiddels een flink stuk gevorderd in Agaat. Las vanmiddag het
huiveringwekkende poepverhaal.
Ik kan me zo voorstellen dat dit hoofdstuk een kanteling in het verhaal zal
blijken. Agaat is voor mij definitief uit de kast gekomen - nog niet eerder
manifesteerde ze haar macht over Milla op zo'n perverse manier. Gaan de
dagboekfragmenten nu terug naar haar komst op de plaas?
Milla is voor mij een complex personage. Mooi gelaagd, zou je dus kunnen
zeggen. Puur slachtoffer? Als boerin is ze een control-freak en vast een
lastpak - die woede-uitbarstingen van Jak lijken hout te snijden. En met
Agaats toenemende zelfstandigheid gaat ze ook niet erg 'volwassen' om - hoe
vaak heb ik haar al niet achter A aan zien sluipen? Romantechnisch snap ik
't wel - naarmate A groter wordt, wordt Milla kleiner. Tot ze alleen haar
ogen nog over heeft.

* Wat een hopeloze, mensonterende bezigheden tussen Agaat en Milla, de
laatste niet meer dan een lappenpop met hersens. Het lijkt me de hel.
En de voortdurende krachtmetingen tussen die twee, wat triest en pijnlijk om
te lezen. Van Niekerk weet dat onnavolgbaar van binnenuit op je over te
brengen. Ik hoop dat er nog een paar lichtjes komen in de duisternis van
deze vrouwenlevens?

* Zo langzamerhand word ik benieuwd hoe Milla aan Agaat gekomen is. Een kind
nog, in ieder geval te veel kind om gedwongen te worden een schaap te
slachten omdat ze het moet leren. Gruwelijke scène, ik had vreselijk veel
medelijden.

* Hoofdstuk 7 is een aangrijpend mooi hoofdstuk en er is voor 't eerst
zachtheid tussen de twee vrouwen. Agaat heeft 's morgens vroeg de driedelige
spiegel zo gezet dat Milla de bloeiende tuin erin kan zien. Het ontroert
Milla diep: “Voorzichtig drink ik ervan, me verslikken van ontroering zou
het vroegtijdig einde van dit verhaal betekenen.” Om dit vleugje humor moest
ik lachen.

* Ik ben inmiddels bij de scène waarin Agaat op de proppen komt met een
aanwijsstok. Via die stok communiceren de beide dames met elkaar op een
emotionele wijze vind ik; gevoelsmatig en op één lijn. En dát is wat me zo
treft - eindelijk op een volwaardig niveau. Ik ben niet gewend te schrijven
over wat ik lees maar tot dit punt heb ik verschillende tegenstelling in de
betrekkingen tussen de beide vrouwen gelezen; die van het verstandelijk en
praktisch bezig zijn met je totale omgeving en die van het kinderlijke,
magische en ó zo verbonden gevoel ermee die de schrijfster tussen de beide
vrouwen in hun sociale contacten.

* In deze mail pik ik een aantal punten uit de discussie en zet er mijn
vragen/gedachten/mening bij...
- over Jak: met losse handjes en voortplantingsmateriaal.
- over Jakkie: Als hij terug komt heeft hij zich aangesloten bij een
antiapartheidsbeweging en moet hij vluchten naar Canada.
Heb ik wat gemist? Ik zag wel iemand met losse handjes maar niet een
‘rondneuker’. En dat Jakkie moet vluchten nam ik aan als nodig vanwege
desertie??
- over een keerpunt in de machtsverhoudingen tussen beide vrouwen. Ik dacht
dat dat eigenlijk al gebeurde toen Jakkie geboren werd en Agaat hem zoogde
(of althans, dat wordt meer dan gesuggereerd). Daarmee werd zij eigenlijk de
ounooi...
- over de chronologie van de dagboekfragmenten. Wat me bijstaat is dat het
laatste pakje boekjes, dat van 1953-1960 pas als laatste geopend wordt. En
die periode wordt ook in de roman pas laat ‘behandeld’. Het maakt zoveel
duidelijk van wat eerst mistig was...
- over de plumeau waarmee de letterkaart bediend wordt door Agaat. Ik vond
dat zo schrijnend. Het was namelijk ook de stok waarmee Milla Agaat
afranselde toen die nog maar pas bij haar en Jak woonde. De machtigste heeft
de stok. En kan daarmee het gedrag van de ander beïnvloeden. Voor mijn
gevoel zit daar niets gelijkwaardigs in, maar een wederzijdse
afhankelijkheid waarin het steeds een strijden is om de bovenliggende partij
te worden/zijn/blijven.

* Aha, ik snap ’m volkomen. Ja, jakkes, hij (Jak) misbruikt haar aan de
lopende band. Aan de andere kant zoekt ze het ook op. Dat realiseert ze zich
later. Ze (Jak en Milla) houden elkaar gevangen in de geweldsspiraal.

* Dit was weer eens een boek dat heel lang in mijn hoofd is blijven zitten,
vanwege de gecompliceerdheid van de karakters, de verhouding bazin-zwarte
hulp (schrijnend vond ik de spanning die dat opriep toen Agaat nog een kind
was - liefhebben mocht, maar tot een bepaalde grens), de sluwe manier waarop
Agaat Jakkie aan zich weet te binden. Milla laat steeds meer aan Agaat over,
maar lijkt niet te beseffen dat Agaat uiteindelijk echt de baas wordt.
In jullie mails heb ik niet kunnen lezen dat iemand zich afvroeg of het
Agaat was die de branden stichtte en die andere dingen veroorzaakte waarbij
zij steeds als eerste, als reddende engel, ter plaatse was. (Ik denk van
wel. Om positieve aandacht te krijgen.)

* Die branden stichtte Agaat vast, dat wordt lijkt me ook gesuggereerd door
allerlei verwijzingen naar vuur. Onder andere haar eerste schuilplaats (in
de lauwe as van de haard van haar ouderlijk huis/hut) en de uitgelatenheid
als ze samen met Milla een vuur stookt en daardoor voor het eerst haar
stugheid aflegt.
Ik had zelf nog vraagtekens bij het ongeluk vlak voor Milla’s ziekte begint.
Zij trapt in de dedder van een koeienlijk dat niet tijdig door Jak is
opgeruimd. Hij was geen goede boer en die koeien stierven doordat ze te
weinig voedsel hadden. Alweer een schuldvraag, want mogelijk is er een
verband tussen haar ziekte en dat onsmakelijke voorval.
Ik weet niet of ik het helemaal correct onthouden heb, want ik las het boek
negen maanden geleden, maar ik heb er in ieder geval veel meer van onthouden
dan van de meeste andere boeken. Zegt wel iets over de indruk die het
gemaakt heeft.

* Gisteren Agaat uitgelezen. Echt een boek dat je niet weg kunt leggen, en
tegelijkertijd huiver je over wat er allemaal nog zal komen en wil je het
eigenlijk niet weten... Ik vond het erg mooi. Misschien - inderdaad - hier
en daar een beetje te veel mooischrijverij. Soms vond ik de symmetrie die
langzaam duidelijk werd (tussen wat Milla vroeger met Agaat deed en wat
Agaat nu met haar doet) er een beetje erg dik bovenop liggen. Maar de
psychologische strijd tussen beide, waar ze zich geen van beiden aan kunnen
onttrekken vind ik wel heel knap beschreven. Schrijnend die context van
apartheid, maar op de een of andere manier had die bij mij in het lezen niet
eens de overhand. Eerder het verlangen naar liefde dat hoe dan ook een
uitweg zoekt maar ook zo ongelooflijk kan ontaarden in pure haat en
pesterij. De thematiek van liefhebben en elkaar bezitten en controleren
(gaat niet samen) vond ik heel knap beschreven, zowel van Milla naar Agaat
als andersom. Wat zijn ze niet aan elkaar vastgeklonken door hun gezamenlijk
verleden.
Over dat Agaat alle branden zou hebben gesticht om positieve aandacht te
krijgen als steeds weer de redster in de nood. Ik kan me dat voorstellen bij
de brand in de hooischuur op het feest, maar eigenlijk minder bij de andere
catastrofes. Ik had zelf eerder het gevoel dat Agaat een soort zesde zintuig
had ontwikkeld voor narigheid en om die reden steeds op de plek des onheils
aankwam voor de anderen dat deden.
De spanning tussen Jak en Jakkie vond ik trouwens ook prachtig beschreven,
hoewel dat natuurlijk niet de hoofdlijn van het verhaal is. Evenals tussen
Agaat met haar speciale status en Dawid en de rest van het (zwarte)
personeel. Wat een eenzaamheid.

* Dat borduren vond ik prachtig. Dat Agaat Milla’s lijkwade aan het borduren
is, werd al snel duidelijk. Op pagina 146: “Plaatjes van borduurwerk, onder
andere de bewerkte doeken waarin mummies werden gewikkeld voor de lange reis
naar de Goden.” En op 471: “Doopjurk, aanneemjurk, bruidsjurk, doodsjurk, de
vier jurken van een vrouwenleven in Christus, legde ik uit.”
Hoogtepunt van borduurwerk is wel dat kapje dat Milla nu eindelijk eens van
dichtbij te zien krijgt: “Vleugels lijken het wel, engelenvleugels. Met
zwierige bogen staan ze achterop de rug van de musici. Maar de trompettist
heeft een varkenssnoet. En de bek van de harpiste is die van een vleermuis.
Een wolf slaat grijnzend op de tamboerijn. Een baviaan met bolle wangen
blaast op de dwarsfluit, een rat met kleine tandjes hangt kwijlend over de
luit.”
Ik schrok tegen het einde van het boek van het woord ‘adoptie’. Volgens mij
komt dat woord maar één keer voor. Ik wist wel dat Milla Agaat min of meer
als haar dochter zag voor Jakkies geboorte, maar dat ze dat inderdaad
officieel ook was, was niet tot me doorgedrongen. Het maakt de manier waarop
Agaat behandeld wordt er nog wranger op en de behoefte aan wraak
duidelijker.
Als de kaarten dan eindelijk op Milla’s kamer hangen, wijst Agaat allerlei
plaatsen aan:
“Alle oude loopgraven langs. Alles wat je vergeten bent en niet eens hebt
opgeschreven in je boekjes, zegt Agaat.” Om te eindigen met een felle
uithaal in prachtig Zuidafrikaans: “Dit wordt de dag! zegt Agaat. Ze is bij
de tekening van Grootmoedersdrift, bij de plattegrond van huis en tuin.
Achterkamer! Groenedeur! buldert Agaat. (…)
Posgleuf! Laedak! Halwekers!
Kindopsluit! Sonderpot!
Hoekvolkak!
Uitgeskel!
Stofferstee op As-se-Gat!
Au-Au-Au! Ai-Ai-Ai!
Nooitekskuus!
Sewejaarskind.
En toen?
Kan-jy-dit-glo?
Achterplaats!
Meidekamer!
Hoëbed!
Bruinekoffer!
Wittekep! Hartbegrawe!
Nooitverteld! Onbetreurd!
Goed-se-Gat!
Nou-se-Moer! Nou’s-die-dag!”

SPIEGELINGEN

*- de verstopping bij Agaat die eerste weken en de hardhandige laxatie die
Milla haar geeft versus de poepscène als Agaat Milla laxeert;
- het inwendig onderzoek van Agaat die eerste weken en het
bevallingsverhaal;
- de tandartsscène (het tanden trekken) bij Agaat versus de tandenpoetsbeurt
die Agaat Milla geeft;
- het afranselen met de zwabber/plumeau van Agaat door Milla en het monddood
maken van Milla door Agaat door, als het haar niet aanstaat, de letters met
die plumeau niet aan te wijzen of de letters wel aan te wijzen maar
vervolgens een bijbelcitaat of een citaat uit het borduurboek, het
landbouwboek of iets dergelijks als antwoord te geven;
- de lap die Milla Agaat die eerste dag in de buitenkamer cadeau doet voor
als ze heel goed kan borduren en die ze als doodskleed terugkrijgt.

* Het boek zit inderdaad boordevol spiegelingen.
In het eerste hoofdstuk wil Milla schrijven. Daar is zo’n contraptie voor
nodig. Ik heb niet veel verbeeldingskracht nodig om te bedenken wat Milla
heeft geprobeerd om Agaats misvormde handje functioneel te maken.
In het tweede hoofdstuk gaat het over slikken. Als Agaat pas bij Milla is:
“Ik moet haar dwingen te eten, haar tussen mijn knieën vastklemmen, met de
ene hand de kaken openforceren, lepel tussen de tanden duwen, tjoep, snel de
mond dichtdrukken. Met de andere hand op de keel wrijven zodat ze wel moet
slikken.” Een bijna identieke situatie wordt beschreven als de stier Hamburg
een medicijn krijgt toegediend: “Je had op de gevoelige punten, op de
speekselklieren, gedrukt. De kaken gingen een eindje van elkaar. Je had de
hefboom een stand lager gezet om de kop nog een paar graden verder op te
tillen, de lip opgelicht en de slang op het tandvlees achter de kauwkiezen
op de tong gelegd.
Slikken! had Agaat gezegd.”
Sowieso spiegelen de verlammingsverschijnselen bij de runderen Milla’s
huidige situatie.
Hoofdstuk 3 gaat over tanden poetsen, de tandartsscène (zonder verdoving!).
In hoofdstuk 8 wordt Milla gewassen: “Ze is bezig de wasbeurt voor ons
allebei gemakkelijker te maken met een spannend verhaal en ze zal de
ontknoping uitstellen tot we klaar zijn. Ze zal ermee komen bij wijze van
beloning. Triomfantelijk. Als troost. Voor de ontbloting, Voor de schaamte.
Voor de blauwe voeten. Voor de geweldige kunst die het is om een halfdood
mens als een heel mens te behandelen.” Milla zelf heeft in het begin van
alles geprobeerd om Agaat ‘wit’ te wassen.
In hoofdstuk 13 worden Milla’s haren geknipt: “Nu wil ze het hele
toekomstige skelet gaan optutten. De volledige behandeling.” Over Agaats
haarbehandeling: “De grote schoonmaak is begonnen. Ze staat nog stijf van de
valeriaan. Ik neem elke dag mijn kans waar. Heb het haar afgeschoren en het
hoofd met medicinale teer en toen met shampoo gewassen en zalf erop
gesmeerd.”
In datzelfde hoofdstuk is er de gruwelijke poepscène. Niet alleen had Agaat
geen po op haar kamer, ook: “Ai hemel toch, heb haar Brooklax gegeven om
haar darmen op gang te krijgen, toen deed ze het in haar broek en liep hard
weg ik kon haar niet pakken!”

Helemaal in het begin, op Milla’s laatste verjaardag, wordt ze opgemaakt
voor haar bezoek: “Ik zag eruit als een blauwkopsalamander, witte vlek
tussen mijn ogen, die ik daar altijd krijg sinds zij me opmaakt, als
waarschuwing tegen het spioneren, om me te herinneren aan wat ik niet had
moeten zien daar met mijn hoofd tegen de gekalkte vensterbank van de
buitenkamer.” Op het eind van hoofdstuk 8 lezen we dan dat Milla zag dat
Agaat Jakkie de borst gaf, of leek te geven.
Dan is er het belletje dat Milla aan Agaat geeft: “Ik heb een klein
spelletje verzonnen, roep-mekaar-met-belletjes. (…) Wat maakt haar zo bang
iets op te tillen, vraag ik me af.” Op Milla’s ziekbed: “Rinkel je belletje,
dan rinkel ik het mijne. Meedogenloos is haar geheugen.”
Het gebruik van de alfabetkaart en de lijstjes aan de muur en in de
gordijnen spiegelen: “Zag vandaag dat ze de verhalen in de kinderbijbel zat
te lezen, af & toe vroeg ze me een moeilijk woord: goedertierenheid,
barmhartigheid, hersenschim, toorn, verdoemenis, genade. Ik schrijf ze
allemaal op, mooi verdeeld in lettergrepen & en plak ze in haar kamer naast
de andere lijstjes (altijd maar weer die lijstjes) zodat ze zich de woorden
eigen kan maken.”
Verder kun je nog spiegelingen zien Milla’s jeuk en de behandeling die Agaat
krijgt tegen de huiduitslag.
Eventueel ook in het inrichten van de kamers.
Waarschijnlijk zijn er nog steeds meer. Want over het communiceren met de
ogen is er dan nog niks gezegd en dat deden Milla en Agaat eigenlijk al
vanaf dat ze bij elkaar waren. Eén voorbeeld, tevens voorbeeld van de humor
die toch ook aanwezig is in dit boek: “De brutaliteit! Als je niet op je
twee benen rondloopt en praatjes maakt over het weer, denken ze dat je een
hoopje spieren met reflexen bent en komen ze je in je gezicht schijnen. Zeg
tegen die vent dat hij ophoepelt. (…) Haar vertaling is vlekkeloos. Ze zegt
dat de dokter bedankt wordt. Ze zegt dat de dokter nu wel weer mag gaan,…”

DE VORM

* Ik was ook even de kluts kwijt bij die jijvorm op pagina 25, maar dat was
snel over.
Ik las vier vormen: ik = heden, je = verleden, dagboekfragmenten en
cursiefjes. Die gearceerd weergegeven fragmenten vat ik nog niet precies.
Een gedachtestroom, misschien?

* In 'Agaat' lees ik op pagina 24 dat Milla een zelfportret wil maken naar
aanleiding van haar vage beeld in de driedelige spiegel die Agaat tegenover
haar heeft geplaatst nadat ze eerst de kamer had ontruimd. 'De dood is haar
doel'. Voor mijn gevoel geeft ze met de wisseling van het perspectief aan
dat ze begonnen is zichzelf in een nieuw en vanuit een ander licht dan haar
spiegelbeeld te 'beschrijven'.

* Ja, dat klopt, dat zelfportret. Jij bedoelt dat de schrijfster met de
jijvorm wil aangeven dat Milla op die momenten waar het om haar verleden
gaat, als het ware buiten zichzelf gaat staan en zichzelf aanspreekt? Heel
plausibel.
Er zitten nog meer eigenaardigheden in waar het de tijd betreft. De
gedateerde dagboekgedeelten (tot nog toe de zwangerschapsgedeelten) zijn
duidelijk. Maar ik zit nog met de schuin gedrukte teksten zonder
interpunctie. Mart had het over gedachtestromen. Dat denk ik ook.
Kijk grrls, ik weet niet hoe het jullie vergaat, maar ik moet er duidelijk
bij blijven, anders raak ik helemaal in verwarring! Soms stoot dat me af in
een boek, maar hier niet, in tegendeel zelfs. Ik moet het even snappen, maar
dan zie ik de logica wel en hier is het spelen met/toepassen van die
verschillende vormen functioneel vanwege het perspectief van de totaal
verlamde vrouw. Razend knap gedaan.

* De kracht van de roman ligt in mijn ogen in wat er zich tussen beide
vrouwen afspeelt. Het huiveringwekkende van een totaal verlamd leven. De
communicatie met de ogen. En in het verlengde daarvan: door wiens ogen ziet
de lezer wat?
Er zijn de stukjes die zijn geschreven vanuit Milla's belevingswereld in het
nu. De cursiefjes zijn poëtische intermezzi over het begin en de vordering
van een ziekte en wat er verder gebeurt. Een recent verleden kun je zeggen.
Dan zijn er de stukjes waarin Milla over zichzelf in de derde persoon
spreekt. Heeft Milla hier afstand van zichzelf genomen? De stukjes
behandelen het verleden: het reilen en zeilen op Grootmoedersdrift, Milla's
relatie met Jak, buren, werknemers, Agaat en zoon Jakkie.
Tot slot de dagboekfragmenten. Hierin spreekt Milla over het verleden toen
dat verleden nog het heden was. Tot nu toe worden ze chronologisch
weergegeven, dus ik denk niet dat het de fragmenten zijn die Agaat aan Milla
voorleest. Ik meen gelezen te hebben dat ze dat nogal willekeurig deed. Die
dagboeken gaan dan weer over het reilen en zeilen op de plaas, maar het
hoofdonderwerp is eigenlijk Agaat en de relatie tussen hen beiden.
Waarop iemand reageerde met: Agaat leest de dagboekfragmenten voor en aan
het einde van het boek kun je vermoeden dat ze die fragmenten over haarzelf
er met opzet uitpikte.

* Over die cursieve deeltjes: het zijn denk ik geen stukjes uit Milla's
dagboek maar de gedachten die door haar hoofd schieten terwijl ze daar zo
machteloos op bed ligt. Niets kan ze meer bewegen maar haar gedachten razen
wel voort. Door het tempo en de op het eerste gezicht vrij onbegrijpelijke
beelden deden die voortijlende zinnen me aan koortsijlen denken. Die
fragmenten vind ik heel poëtisch, als je de regels vol beelden uit elkaar
plukt worden het dichtregels. (Ik kan ze overigens pas nu achteraf
waarderen. Tijdens het lezen wilde ik vooruit en vond ik het oponthoud door
die poëtische teksten gekunsteld en niet prettig).

* Ik vond de cursiefjes meesterlijk. En heel poëtisch. Het zouden inderdaad
goed Milla's gedachteflitsen kunnen zijn. Ze beginnen in ieder geval met de
eerste ziektesymptomen en krijgen dan het karakter van de lijsten die er het
hele boek door veelvuldig gemaakt worden. Het interesseert me dan ook totaal
niet hoe ik die cursiefjes moet plaatsen binnen het geheel. Alleen dat met
name de opsommingen (tot nu toe) ook iets triestigs hebben: een leven van
verzamelen, de nutteloosheid ervan.

* Over de dagboekfragmenten met weinig interpunctie. De vroege fragmenten
(halverwege de jaren 50 hebben dat overigens nog niet. Ze gaat steeds korter
schrijven: minder interpunctie, 'en' wordt & en klinkers laat ze weg). Het
wordt ook steeds minder leesbaar, en daardoor roept het steeds meer ergernis
van Jak op. Opvallend dat Agaat gaat zitten verbeteren tijdens het
voorlezen: zo was het niet, zo ging het niet. Wie schrijft hier nu echt
geschiedenis? Lezen we wel het dagboek van Milla of de door Agaat
gecorrigeerde versie?

* Over de jijvorm in de spiegel: ik las dit als ware het de geest van haar
overleden moeder. Ik weet niet waarom. Wellicht omdat je zo tegen een kind
over zijn/haar belevenissen praat? En ook door het toontje? Een soort van 'I
told you so!'? Het verplaatsen van die spiegel is juist prachtig, daardoor
ziet Milla niet meer zichzelf maar gunt Agaat haar een laatste blik op de
tuin, hun gezamenlijk aangelegde lusthof, die ook in het sterfseizoen van
Milla in volle bloei staat: de plaas en de tuin zullen Milla overleven.
Alles wordt van Agaat: de herinneringen (gecorrigeerde dagboeken, plaas,
personeel, alleen Jakkie, die gaat terug naar Canada en neemt de blaasbalg
waarmee het pratende leven van Agaat begon mee, wat moeten we daarin
lezen??).

* Ik heb nog even de cursief gedrukte stukjes gelezen om te bekijken of het
nou Agaat of Milla is.
Het eerste stukje op p. 34/35 zette mij al gelijk op twee verwarde benen:
“wat zou er gebeurd zijn als ik haar had weerstaan mijn moeder mijn
leermeesteres van gezeglijkheid” en “wie zal mij kauwen tot ik kan binden
want ik heb gedaan wat aan mij is gedaan en dat is de ziekte van ons
beiden”.
Het tweede stukje geeft nog geen uitsluitsel (p. 47): “hoeveel jaar de
incubatietijd van de verschrikking?” en “hoe ben ik dan zo verkeerd gevuld
geraakt zo'n stille gistende poel?”
In het derde stukje is het duidelijk Milla (p. 65) “was dit het begin? het
eerste merkbare begin ervan? goede vrijdag negentiendrieënnegentig” en “mijn
voet is zwaar ik wankel mijn hand is zwaar mijn hele rechterkant met mijn
lippen wil ik pasen zeggen agaat het is pasen”.
p. 84 is weer Milla: “was het daar waar de kiem is geslopen in mijn hiel de
boei om mijn enkel het zwarte pondgewicht dat zwaait aan de wreef van mijn
voet?”
Ik ben bang dat mijn theorietje (ook Agaat krijgt een podium) in het water
gaat vallen, grrls :-)

* Over de cursieve stukjes waarover jullie al eerder schreven had ik nog een
gedachte, maar ik weet niet of die klopt. Ik had de indruk, dat de cursieve
stukjes Milla's gedachten zijn op de momenten dat Agaat weg is. Bij de
normaal gedrukte stukjes in de tegenwoordige tijd is Agaat volgens mij
steeds in de buurt. De cursieve stukjes zijn chaotisch, onsamenhangend,
kwaad, hulpeloos... alsof ze zelfs om samenhangend te kunnen denken Agaat in
de buurt nodig heeft, zoals voor al het andere. Dat klopt alleen niet in het
laatste stukje, het sterven zelf, alsof ze daarin samensmelten en samengaan
in de chaos.

HET KAPJE

* Het kapje bleef mij bezighouden, nu jij me hierop wees, het zit met
speldjes vast, is soms geborduurd, ik heb ook nog gezocht bij afbeeldingen
Google, kwam er niet uit.

* Als ik me goed herinner moest ze nogal om jou lachen, omdat je vroeg of ze
even wilde uitleggen, hoe dat hoofddekseltje van Agaat er uit zag. Je kon
het je namelijk niet zo goed voorstellen. Ze leek me erg opgelucht bij die
vraag, en ging er gretig op in.

* Ik had naar de vorm van het kapje gevraagd omdat ik die punt in de
beschrijving niet kon plaatsen. Bij het woord 'kapje' dacht ik aan een
ronde, eventueel een rechte bovenkant, maar waar zat dan die punt. Van
Niekerk beschreef met haar handen de vorm, een soort puntmuts leek het me
toen te zijn, maar of dat nu de bedoeling was??

* O, dat vond ik helemaal niet moeilijk. Ik zag zo'n soort diadeemvormpje
voor me. Het traditionele kapje zoals in de verfilming van One flew over the
Cuckoo's nest en dan met een driehoekig puntje dat in de loop van de jaren
steeds groter wordt. Tot het een soortement mijterachtig iets lijkt.

POLITIEK

* En door dit alles heen spelen natuurlijk de apartheid, de toenemende
politieke isolatie van Zuid-Afrika in de jaren 60-85 en vooral ook de
veranderingen in de verhoudingen tussen wit en zwart (en arm en rijk) in de
tweede helft van de vorige eeuw.

* In hoofdstuk 10 veranderen de machtsverhoudingen op Grootmoedersdrift.
Agaat heeft nu de touwtjes in handen. Zou je de metafoor uit De Volkskrant
willen handhaven: hier neemt het zwarte volk de macht over, maar met eerbied
voor het land. Jak zou dan een duidelijk voorbeeld zijn van een foute
blanke: hij gebruikt het land om er zo snel mogelijk rijk van te worden.
Milla staat ertussenin: zij is degene die Agaat alle traditionele
landbewerkingen leert, haar opvoedt. En daarmee zichzelf afhankelijk en
uiteindelijk overbodig maakt.

* De hele verzorging en opvoeding door een moeder is erop gericht om de
kinderen te begeleiden naar een zelfstandig leven. Bij het lezen van Agaat
treft mij dezelfde metafoor: een totaal uitgeschakelde Milla met een actieve
en zelfstandige Agaat: de dekolonisering van Afrika?

* We waren met een paar grrls bij een lezing van La Marlene herself. Zij
erkende dat Milla en Agaat voor iets groters stonden dan henzelf maar wilde
toch niet dat we hen alleen maar zo gingen zien. Ze weigerde steeds op de
suggesties van de ondervrager in te gaan om het verhaal terug te voeren op
de strijd in Afrika ondanks haar talrijke zinspelingen, zelfs met
geboortedata verwijst ze naar grote keerpunten in die strijd.

* Misschien is het niet voor niets dat van Niekerk weigert in te gaan op het
politieke karakter van haar boek en is het diplomatieker en veiliger voor
haar als zij er in het openbaar over zwijgt. Hoe ligt dat politiek? Kun je
inmiddels alles zeggen in Zuid-Afrika?

* Maar waarom schrijft ze dan een verhaal over een zwarte bediende, en een
blanke Afrikaner vrouw? Met alle beladenheid die dat met zich meebrengt? Een
krachtmeting tussen twee blanke vrouwen had ook gekund..

* Omdat ze dat verhaal over Zuid-Afrika wel degelijk wil vertellen. Voor de
goede verstaanders. En dan maar hopen dat de censors te bot zullen zijn om
de metaforen te begrijpen. Wat ook vaak zo is, daar zijn in andere
literaturen legio voorbeelden van.

* In de mails is ook geschreven over dat Marlene van Niekerk tijdens een
lezing geen politieke inhoud aan dit boek wilde verbinden. In een interview
met Kees ’t Hart was ze daar genuanceerder over.
“Toch kun je de machtsstrijd in het boek niet los zien van politieke en
sociale verhoudingen. Van Niekerk: “Dat is waar, als je deze laag maar niet
gaat zien als de alomvattende betekenis van het boek, er is meer. Maar het
is waar dat de zwarte dienstbode Agaat, die eerst een geadopteerd kind was,
maar later tot huishoudster wordt gedegradeerd, door Milla, de boerin,
opgevoed is binnen een wit opvoedingssysteem. Ze maakt zich dus de witte
dingen eigen en gebruikt die later als instrument waardoor Milla in haar
macht komt, ook al omdat die hopeloos ziek is. Ik heb gewerkt met een idee
van ‘mimicry’, nabootsing. Agaat bootst de witte cultuur na, ze kan niet
anders, ze neemt die over, ze leert de Zuid-Afrikaanse liedjes en psalmen,
ze spreekt perfect Zuid-Afrikaans, ze is protestant, maar tegelijkertijd
houdt ze toch vast aan oude rituelen die haar iets magisch geven. Ze leert
ook borduren, een van de hoofdbezigheden vroeger van Afrikaanse witte
Boerenvrouwen (ze lacht) er wordt wat afgeborduurd in het boek ( ze lacht nu
voluit), ik heb me daar echt grondig in verdiept en allerlei
borduurinstructieboeken gelezen, onder andere eentje van Betsy Verwoerd, de
echtgenote van de vroegere president. Dat borduren krijgt bij Agaat ook een
magische betekenis, ze weeft een net van ondergang rondom Milla. ””

TITEL

* En waarom deze roman 'Agaat' heet, weet ik (nog) niet.

* Tja, ook over de naam Agaat heeft Van Niekerk zich op die avond
uitgesproken. De steen agaat is er ook nog aan te pas gekomen. Waarom het
boek niet Milla maar Agaat heet, dat lijkt me wel duidelijk worden.

* Er werd nog even over de titel van het boek gefilosofeerd. Zelf geeft Van
Niekerk daar antwoord op: Agaat heeft geen naam tot Milla haar die geeft. Ze
wordt Asgat genoemd omdat ze met haar blote kont altijd in de vuurplaats
zit. Milla praat erover met de geestelijke van het dorp die de naam Agaat
oppert. Als Agathon (zou ik moeten terugzoeken, maar ik geloof dat hij
hiernaar verwijst) = goed en Agaat is dus goed (komt meerdere malen terug).
Ook is het een halfedelsteen, waarvan ik na enig googlen een prachtig
verhaaltje vond: Agaat geeft troost, kalmeert en brengt harmonie. Mooi hè?

* Ook ik vindt Agaat een stuk sterker klinken dan andere suggesties die
voorbijkwamen.
“‘Agaat’ stelde hij (de dominee) toen voor. Vreemde naam, kende ik niet,
maar toen legde hij uit dat het Nederlands is voor Agatha, hij ligt wat
klank betreft dicht bij Asgat met de harde ‘g het is een halfedelgesteente,
zei ik, juist, zei hij, je ziet de waarde er pas van als hij geslepen is,
maar dat is niet alles, kijk hier met me mee in het boek, het komt van het
Griekse ‘agathos’ wat ‘goed’ betekent. En als een mens de naam ‘goed’
draagt, zegt hij, is ‘goed’ een voorteken, de naam is een voorteken: nomen
omen est, in het Latijn.” Bij de doop zegt diezelfde dominee: “Erken je dat
je van nature geheel en al onbekwaam bent tot het goede en geneigd tot alles
kwaad?”
In het verhaal dat Agaat de kleine Jakkie keer op keer en woord-voor-woord
vertelt, noemt ze zichzelf niet Agaat, maar ‘Goed’: “En Goed droeg een rode
jurk en leerde snel en deed alles zo goed als haar naam. En Goed droeg een
groene jurk en ze groeide op en werd sterk en ze had goede manieren en zei
haar gebeden en at aan tafel met de boer en zijn vrouw en sliep in haar
kamer aan het eind van de gang.”
Milla op haar sterfbed denkt: “En thans is God wraakzuchtig zoals op Zijn
jongste dag, en dat voelt een heel stuk eerlijker. Trouwens, Hij is vrouw
geworden. Hij heet nu Agaat, niet dat ik denk dat jij iets van Grieks weet.”
En dan komt het grafschrift waar Jakkie helemaal niet goed van wordt. Hij
vraagt zich af hoe mensen het in hun hoofd krijgen:
“Heengegaan in vrede.
En God zag dat het goed was.”
Ja, denk ik dan, dat kun je zien als de ironie ten top.
En God zag dat het goed was.
En God zag dat het Agaat was???
En Agaat zag dat het goed was???

WAARDERING EN EMOTIES

* Deze roman leest als een ui. Hij heeft vele lagen, en je blijft pellen. Ik
vond het prachtig, het blijft boeien door die verschillende lagen, wanneer
je het boek uit hebt heb je het idee dat het plaatje compleet is.
Hoofdmotief is het krachtveld tussen Milla en Agaat, met als achtergrond het
leven op de Plaas, het gezin, de politiek en de voortschrijdende ziekte. Het
is een geweldig boek, geschreven in ontzettend mooi proza. Dus niet meer
langslopen als je het tegenkomt in boekhandel of bibliotheek, maar
onmiddellijk meenemen.!!!

* Ik vind het een boeiend boek, al is de schrijfstijl met te ... ja, wat
eigenlijk?
Ik geloof dat ik de verteltoon niet bij het karakter van de ik-figuur vind
horen. En soms wordt er met taal gespeeld op een manier die mij niet
prikkelt. Maar het plot is knap.
Wat me nu nog het meest bezighoudt: waarom moet dit boek zo vreselijk dik
zijn? Ik ben op tweederde, op pagina 406, en ik heb het wel allemaal
meegemaakt. Er moeten nog een paar draadjes afgehecht, Van Niekerk verwijst
goed vooruit en ik wil wel weten hoe het afloopt, maar allemachies wat heeft
ze er veel woorden voor nodig.

* Tijdens het lezen vergeet ik af en toe te ademen. Jee, wat een
schrijfster.
Het is wel wat: 579 bladzijden voor een sterfproces, maar wát voor een.
Godzijdank veel humor.
Soms zijn het wel véél woorden die op je losgelaten worden, soms lees ik
daardoor half tegenstribbelend, maar ik besef tegelijkertijd dat ik me iets
heel waardevols laat ontgaan als ik zou afhaken, dat ga ik ook zeker niet
doen.

* Ik kocht het al meer dan een half jaar geleden, maar heb het weggelegd.
Waarom: ik vond het te aangrijpend, opgesloten in je lichaam, nauwelijks
kunnen communiceren, afhankelijk zijn van de persoon die je verzorgt, met
wie je een lange historie hebt en met wie je een relatie hebt met veel ups
en downs.
Het greep mij erg aan, maar dat zegt meer over mij dan over het boek, het
lijkt mij reden voor de ultieme wanhoop, terwijl de hoofdpersoon er
inderdaad met humor mee omgaat.

* Ach, ik heb het uit.....
Was zeer ontroerend einde, prachtig beschreven.

* Ik las tot op heden virtuoos proza. Absoluut. Soms kreeg ik even een
'schrijfoefeninggevoel', bijvoorbeeld in die passage waar Agaat de tanden
poetst van Milla.

* Pff, ik heb het boek ook geprobeerd. Maar het is dus echt helemaal mijn
boek niet.
Dit is dicht op de huid geschreven, je zou als lezer daar helemaal in mee
moeten gaan om het te kunnen volgen. Ik zit persoonlijk nooit zo diep in een
boek, lees afstandelijk. En dat kan hier niet.

* Ik begon na al die enthousiaste mails te twijfelen. Hoewel de personages
en constructie van het boek me in het begin zeker wel konden boeiden, ging
iets mij steeds meer irriteren, zozeer zelfs dat ik op een gegeven moment
het boek met de gedachte ‘het lijkt wel strafwerk’ oppakte. Dat was voor mij
het moment om het boek gelijk weer dicht te klappen en het lezen voor gezien
te houden. Een minder dik boek had ik nog wel uitgelezen, maar deze pil was
me te zwaar. Helaas kan ik niet zo precies aangeven wat me zo tegen ging
staan.
Misschien vond ik ook vervelend om over iemand met ALS te lezen. Mijn oma
had deze nare ziekte en hoewel zij altijd goed uit haar woorden kon komen
had zij wel altijd pijn en was zij door haar totale verlamming helemaal
afhankelijk van de zorg van anderen.

* Las net de kritiek op de vertelwijze van Van Niekerk. En wat nou: af en
toe heb ook ik last van een soortgelijke nuchter-kritische noot. Soms treft
mij de onnatuurlijkheid van dit uitgewogen relaas van de verlamde Milla, hoe
mooi geschreven ook. Niet de schuin gedrukte gedachtestromen, die komen in
haar situatie acceptabel over, niet de gedateerde dagboekfragmenten, die
zijn volkomen logisch om als stukjes leven van Milla voorgeschoteld te
krijgen. Maar de ik- en jijstukken waar je diep in het hoofd van Milla zit
en weet dat je daar eigenlijk onmogelijk uit kunt; daar heb ik soms een
gevoel van onechtheid. Ik heb gepuzzeld hoe dit kan. De meest voor de hand
liggende oplossing/rechtvaardiging is, dat in een boek, een fictief verhaal
echt álles kan. Een auteur kan zich heel wat permitteren. Maar de lezer moet
wel het gevoel houden dat hij serieus genomen wordt. Dat hij via de
personages dingen meemaakt die in zijn algemene beleving ook kunnen. En daar
gaat het hier haperen, geloof ik.
Toch overheerst bij mij de bewondering voor de schrijfster; voor hoe ze het
onmogelijke doet: zo invoelend van binnenuit een personage die ze niet zelf
is, de taal die ze hanteert, de emoties die ze overbrengt. Dus na elk af en
toe opduikend en storend gevoel van kritiek tijdens het lezen (terechte
kritiek, denk ik), ga ik weer verder, want ik wil toch alles weten. En door
hoe ze het doet, ebt het negatieve gevoel steeds wel weer weg.

* In Milla's hoofd gaan de gedachten nog steeds een te begrijpen gang want
er is geen sprake van hersenletsel maar van de spierziekte ALS, waarbij de
motorische cellen in het ruggenmerg afsterven. Ze kan niet spreken of
schrijven, maar wel degelijk denken op de voor haar gebruikelijke manier.

* En wat die mooischrijverij betreft: ik ergerde me daar soms wel degelijk
aan.
Een gevoel van kom-kom, kan 't een onsje minder? Van Niekerke is docent
'creative writing' aan de universiteit van Stellenbosch, las ik ergens. En
ze heeft in deze roman kennelijk alle technieken ingezet. En als je door die
technieken heen gaat kijken/lezen, ja - dan kan een vorm van irritatie
ontstaan. Neemt niet weg - beeldschoon proza, wat mij betreft. En een
indrukwekkende roman.

* Het haperen dat ik noem, slaat op de 'flow' van de algemene beleving
tijdens het lezen. Ondanks de schoonheid van de taal is het juist dat wat af
en toe maakt dat ook ik in mijn hoofd en gevoel 'geprikt' word; in
combinatie met de kennis van de toestand van Milla is het haast te mooi, te
literair, te gedetailleerd. Ik word dan eventjes lastiggevallen door een
gevoel van scepsis. Ik denk dat het ongeveer dat voor mij is. Maar
natuurlijk heb je gelijk dat het geen uitzonderlijkheid is dat je door
toedoen van de schrijver de gedachten leest van zijn/haar personages. Ik zei
al, alles is mogelijk in fictie.
Om terug te komen op Agaat, het is absoluut niet zo dat ik het boek om deze
reden dichtklap of er zelfs maar de neiging toe heb. Het verhaal is daar
gewoon te boeiend voor en de (beeldende) taal te mooi, nieuw, verrassend,
wat je wil. Nee hoor, ik doe een pleister op de prik en dan is het over.

* Ik vind dit een van de Betere Boeken Ooit.

* Wel kan ik zeggen - ik heb 't boek nu uit - dat ik eigenlijk nergens echt
ontroerd was, wat je - gegeven het onderwerp - toch zou verwachten. Soms
bijna beroerd, ja, die poepscène! (Razend knap beschreven!) Soms ook ergerde
ik me aan Milla - haar eeuwige gesluip & brievengepik en haar grenzeloze
naïviteit & wreedheid ten opzichte van Agaat.
Die laatste bleef voor mij emotioneel onbereikbaar en - da's knap gedaan -
zo stelde die zich ook op, kin omhoog en sjlp sjlp doen haar schoenen. (Ja,
ze zal toeslaan!) Jak daarentegen, die z'n handjes niet thuis kan houden en
de ultieme mcp (om er es een ouwerwetse term tegenaan te gooien), kwam toch
wel tot leven - z'n vrij wanhopige woede-uitbarstingen leken oprecht. Jakkie
is als personage alleen maar nodig voor de plot. Wordt dus naar Canada
gestuurd.

* Hemeltjelief, wat een boek! Niet alleen bijzonder goed geschreven, maar
ook wonderlijk goed geconstrueerd, en een meeslepend verhaal over
interessante personen in een interessante omgeving in een interessant
tijdperk. Need I say more?
Geweldig boek!

* De welsprekendheid van Milla stoorde mij niet. Ze is een ontwikkelde
vrouw, heeft gestudeerd, maakte veel muziek, die door haar huwelijk met Jak
in het juk van de boerin terechtkomt. Weliswaar zelf bewust gekozen, maar
toch. En ze is dan wel lichamelijk verlamd maar geestelijk is er niets met
haar mis. Weet je dat ik me ineens realiseer dat ik me het hele boek lang
geen moment heb afgevraagd welke ziekte Milla getroffen heeft? En dat me dat
eigenlijk nog steeds geen biet interesseert? Ze is verlamd, kan niet
spreken, is totaal overgeleverd aan wat Agaat wenst te begrijpen. Dat is
voor mij voldoende...
Wel denk ook ik dat het de plot is die het meer een spannend dan een
ontroerend boek maakt.

* Dit boek komt zeker in mijn top-3 van 2008.

* Maar eerst wil ik zeggen hoe fantastisch ik het vond. Ik had geen enkel
probleem met mooischrijverij, ook kwam het mij nooit te gewild voor. En de
structuur van het boek vind ik ronduit uitdagend.

* Mogen we nu wel even roepen dat Riet de Jong-Goossens een gewéldige
vertaling heeft geleverd.

UITSMIJTER
Ik geloof niet dat ik nog iets aan te vullen heb. Ik ben nu bezig in Agaat
en kan het iedereen aanraden. Mooi! Van Niekerk is een echte
verhalenvertelster, zoals ze ook gisteravond liet zien, toen Sanders haar
vroeg wanneer ze zich in haar jeugd voor het eerst bewust werd van het feit
dat ze 'wit' was. Ek sal jullie een verhaal vertellen, zei ze, en ze ging er
eens goed voor zitten. Volgde een mooi verslag van de eerste keer dat ze op
de plaas (boerderij) ging kijken waar ze met haar vader en moeder zou gaan
wonen, een vervallen boerderij omringd door akkers die overwoekerd waren met
Oost-Indische kers en ? (wat was dat andere plantje nou ook alweer?).
Sprookjesachtig mooi, zeker voor een kleuter (pa was minder blij met de
staat waarin alles verkeerde, denk ik). Toen ze de deur opentrokken van een
schuurtje zat daar een zwarte man ineengedoken op de grond die haar en haar
vader diepbedroefd aankeek. Zijn dochtertje was net overleden. Marlene kreeg
de opdracht de man koffie te brengen en later boterhammen, soep en nog eens
koffie. Om vier uur 's middags was de man verdwenen en stonden alleen de
onaangeroerde borden eten en koppen koffie nog op een rijtje in de schuur.
Later zagen ze een begrafenisstoet langstrekken met een klein wit kistje.
Dat heeft diepe indruk gemaakt op de vierjarige Marlene en op dat moment
besefte ze ook haar (of hun) anders-zijn.
Hopelijk komt er nog een keer een luisterboek van Agaat uit waarop van
Niekerk het boek zelf in het Zuid-Afrikaans voorleest. Ik zou het meteen
aanschaffen.


Paula
maart 2009

 

 

Nog meer over dit boek....: 

Uitgeverij Querido, 2007 (eerste drukken 2006), 580 pagina’s

schrijver: 

boektitel: 

Agaat

leeslijst: 

maand: