‘Eva’ van Carry van Bruggen stond genoteerd als klassiek boek voor april 1999. Op de lijst gekomen dank zij het prachtige citaat van de zonnezoentjes uit Eva:
"Maar ik zit ineens helemaal in de zon…helemaal met mijn ene kant zit ik in de zon… die kant van mijn witte jurk is warm…die kant van mijn lijf, mijn schouder en mijn heup, is helemaal warm. En mijn gezicht… o, ik hoef het maar even naar het raam te heffen, en nu is mijn hele gezicht in de zon. En de zon aait mij…neen, de zon kust mij…zonnezoentjes… zonnezoentjes…zonnezoentjes op je gesloten ogen… zonnezoentjes op je wangen…zonnezoentjes op je lippen… en je opent je lippen en ze springen je mond in… ze zijn in je mond, en je ademt zonnezoentjes…" (bladzijde 85).
De ‘zonnezoentjes’ werden liefderijk bejubeld, maar het aantal lezeressen van Eva bleef beperkt.
"Hoe zit het nu, werk ik in mijn eentje de klassieke lijst van het jaar af of hebben anderen dit prachtige werkje ook gelezen...? "
Dan vroeg nog iemand zich af:
"Het boek Eva van Carry van Bruggen stond op de lijst voor april, maar ik heb haar bij mijn weten nog niet voorbij zien komen. Heeft nog iemand het gelezen?"
De schaamblossen werden uit de kast gehaald: "Ik heb haar braaf meegenomen uit de bieb maar - ik durf het bijna niet te zeggen - ik kom niet door de eerste pAgina zonder héél schele hemahoes blikken over mijn gezicht te voelen trekken. Sorry hoor, maar Woolfachtige zinnen en dan ook nog in het Nederlands - ik kAn het niet. Jaja, pathetic, kweetet - zelfs voor mij is dit een record, maar ik kom echt geen zin verder. (…)'t Spijt me - ik wilde zo graag een Nederlandse klassieker aan mijn repertoire toevoegen, maar dit zal het nooit worden."
Of het lot werkte tegen: "Ik ben het boek kwijt en kom de laatste tijd niet aan lezen toe. Het was een van de mooiste boeken die ik las, ik hou heel erg van de boeken van Carry van Bruggen."
Het zijn niet de minsten die moeite hadden met de taal en stijl van Van Bruggen en daar kan een bewuste beslissing om niet te herlezen uit voortvloeien:
"Toevallig werd in de NRC van afgelopen vrijdag in de rubriek -De oogst van onze eeuw- het boek Prometheus van Carry van Bruggen behandeld. Op J.L. Heldring had het destijds zo'n grote indruk gemaakt dat hij haar min of meer als zijn goeroe is gaan beschouwen. Nu heeft hij het onlangs herlezen en moet tot zijn schrik bekennen dat hij het voor het grootste deel niet om doorheen te komen vond. Misschien, zegt hij, moet je de plaatsen die in je jeugd indruk op je hebben gemaakt, ook niet meer bezoeken. Niettemin heeft zij zaad in zijn geest gezaaid dat nog steeds nawerkt. En mét Menno ter Braak is zijn ervaring: "Ik zag hier een koppige streep door mijn filosofische kasboek getrokken, die persoonlijk groepeerde wat in mijn academische hersens chaotisch dooreenlag". Voor Heldring is dat voldoende om haar voor altijd dankbaar te zijn.
Zelf heb ik Eva niet meer herlezen. Misschien zou het voor mij ook een ontluisterende ervaring geworden zijn. Maar misschien toch evenmin een reden om een oude liefde bij het grof vuil te zetten."
Toch werd er gelezen: "Wel, ik heb de dikke pil van de stoffige plank gehaald (dikke pil?? Ja, er zitten nog vier romans van haar in) en Eva weer eens gelezen na, ik geloof, wel 25 jaar. Als 't niet meer is. Ik moet zeggen: het viel me niet mee.
In Portugal las ik als voorproefje een soort van biografie over Carry van Bruggen - het kwartaaltijdschrift De Engelbewaarder nr. 13 uit 1978, geheel aan haar gewijd, samengesteld door Jan Fontijn en Diny Schouten. Stevig gedateerd dus, maar ik kreeg daardoor toch zin om thuis aan Eva te beginnen.
Zoals gezegd: dat viel niet mee. Haar schrijfstijl mag voor die tijd verrassend nieuw zijn geweest - nu is die traag, wijdlopig en vol ethisch-filosofische verwijzingen. Het schiet niet op kortom. De overwegingen en gedachten van Eva, de hoofdpersoon, zijn haast meer meditaties dan iets anders - ik in ieder geval werd er ongeduldig van. Dat komt ook voor een deel omdat Van Bruggen schrijft over de seksualiteit van de vrouw - in die tijd heel ongewoon en revolutionair, dus schrijft ze in bedekte termen die nu een beetje belachelijk overkomen.
In het boekje de Engelbewaarder is een aantal brieven van Van Bruggen opgenomen - die zijn bijna hedendaags te noemen. Vlot, snel, geestig, speels - ze kon het dus wel. Misschien speelt een rol dat Eva haar laatste boek is, en bovendien zeer autobiografisch - 5 jaar later maakte ze een eind aan haar leven. Daarom wil ik ook haar andere romans weer lezen – de mens Carry van Bruggen intrigeert me zeer."
Maar niet iedereen heeft het boekje van De Engelbewaarder. Wie is de mens Carry van Bruggen? Er is altijd wel een boekgrrl die bereid is de informatie die ze heeft op de lijst te zetten. En omdat er in alle Nederlandse literaire sites op het hele wijde wereld web zo goed als niets over Carry van Bruggen te vinden is, maken we dat hier goed. Het levensverhaal van Carry van Bruggen is in grote dele de verhaallijn van Eva.
Biografisch en bibliografische schets
Caroline Lea de Haan, vooral bekend geworden onder haar schrijfstersnaam Carry van Bruggen, werd op 1 januari 1881 in Smilde (Drente) geboren. Ze was één van de zestien kinderen uit het huwelijk van Izak de haan en Betje Rubens. Eén van haar broers was Jacob Israël de Haan, die op 31 december 1881 van onder meer 'Pijpelijntjes' en 'Libertijnsche Liederen’.
Vader Izak de Haan was voorzanger (gazzan) van de kleine joodse gemeente in Zaandam, waar 'Lientje' of 'Lien' de Haan opgroeide. Hij had een onafhankelijk, wat koppig karakter, dat hem herhaaldelijk in conflict bracht met zijn geloofsgenoten. Welgesteld was hij allerminst.
------ In Eva herinnert de hoofdpersoon zich dat de vader zich elke avond opsloot in een zijkamertje en daar tot heel laat schreef op grote vellen papier. "Vader heeft een boek geschreven, een echten roman heeft Vader geschreven, het heet '’Rabbijn en Antisemiet’ , het speelt in Spanje, er komen palmen en gebergten in voor en tuinen met fonteinen en de menschen dragen er gewaden -."
Deze roman verscheen werkelijk in het Centraal Blad voor Israelieten in Nederland als feuilleton vanaf 2 februari 1894. Het verscheen onder de naam Ben Jussuf, die waarschijnlijk inderdaad vader Izak de Haan is geweest. (bron: De Engelbewaarder 13, blz. 55) ------
In Zaandam bezocht Carry van Bruggen de ulo-school en vervolgens de normaalschool, die haar opleidde tot onderwijzeres. In oktober 1900 vestigde ze zich als onderwijzeres in Amsterdam. Volgens haar biografe was ze in die tijd 'mooi, aangenaam, vreugdig, en vooruitstrevend'.
------ Mevrouw Waldorp-van der Togt schrijft in 1933 bij de dood van haar oud collega: "Carry van Bruggen! Wat al herinneringen roept die naam in mij op. ‘k Zie ’t nog voor me, als was ’t gisteren, ’t kleine onderwijzeressenkamertje op ’n gegoede-meisjesschool in Amsterdam (…) en plots daartussen sprankelend van leven ’n klein, pittig zwart Jodinnetje, nonchalant gekleed, zakdoek half uit de zak, rok ietwat scheef, maar ogen tintelend van vuur. (…) En in ’t gareel liep ze nooit; ze was nu eenmaal anders dan alle anderen. Als we alleen in ’t kamertje waren, zei ze de gedichten van Kloos voor me, die ze alle van buiten kende; op haar 18e debatteerde ze over de liefde en al wat daarmee annex is, alsof ze een vrouw van ondervinding was, en dat was iets ongewoons in die tijd." (bron: De Engelbewaarder 13, blz. 42) ------
Via haar broer Jacob Israël, die in Amsterdam rechten studeerde, kwam ze in contact met allerlei studenten en artiesten, in wier omgeving ze zich thuis voelde. Tevens ontmoette Carry de journalist Kees van Bruggen. In 1904, kort nadat ze getrouwd waren, vertrokken ze samen naar Indië, waar Kees van Bruggen hoofdredacteur van de Deli-Courant werd. Aan deze krant droeg ook Carry, middels recensies en columns, bij.
De Indische periode was al met al echter weinig plezierig ('Wij hadden het land niet lief en zouden er geen lieve vrienden laten', zou Carry van Bruggen later schrijven) en in 1907 ging het echtpaar weer in Amsterdam wonen.
In hetzelfde jaar debuteerde Carry met de bundel verhalen 'In de schaduw' waarin teruggeblikt werd op haar kinderjaren; het boek bevat duidelijk naturalistische trekken. Na nog twee boeken over Indische ervaringen te hebben geschreven (‘n Badreisje in de tropen’, en ‘Goenong-Djatti’) maakte Van Bruggen in 1910 naam als auteur met 'De Verlatene, dat een indringende schildering is van het Joodse milieu.
Vanaf het begin van haar huwelijk werkte Carry van Bruggen erg hard. Ze deed vertaalwerk, schreef wekelijks een recensie in een krant, werkte mee aan verscheidene literaire tijdschriften en publiceerde, en passant, toneelstukken, verhalen en romans. Bovendien droeg zij de zorg voor twee kinderen, Bertha ('Mopje', geboren in (1905) en Kees (geboren in 1908). Nadat haar huwelijk met Kees van Bruggen was stukgelopen, trok Carry in 1914 met deze kinderen naar Laren. (Pas in 1918 zou de scheiding officieel worden voltrokken.) Hier voorzag zij zichzelf en haarkinderen in het levensonderhoud door artikelen te schrijven, les te geven en lezingen (soms meer dan honderd per seizoen) te houden.
------Al die lezingen gaven Van Bruggen een scherp inzicht in het Hollands Verenigingsleven van die tijd. Uit een column uit het Algemeen Handelsblad van 8 december 1923 konden wij dit vlammende citaat optekenen: "De kas is noodlijdend, de kas is schraal-voorzien, de kas sukkelt aan chronisch tekort. Wie vermag dit euvel verhelpen? Niet de voorzitter met zijn Bazel-huis, niet de dames met haar pelzen, haar auto’s, haar meer- of minder-welvoorziene beurzen. Geen van hen allen: slechts de artist. Hij hebbe toch medelijden, hij zij toch bescheiden in zijn eischen, hij kome desnoods om niet -, terwille van de kas." ((bron: De Engelbewaarder 13, blz. 193) ------
In 1913 was 'Heleen' uitgekomen, dat voor Carry naar eigen zeggen een wedergeboorte betekende: "Met Heleen ben ik mezelf geworden."
------ Er is slechts een interview bekend met Van Bruggen. Het is afgenomen door Andre de Ridder en gepubliceerd in Den Gulden Winckel, maandschrift voor de boekenvrienden in Groot Nederland op 15 juli 1915. We citeren: "Wat ’n kwaad heeft de hooghartige, pompeuze critiek, die aan ’t woord was ten tijde van mijn debuut, mij en anderen berokkend!…Ze heeft me van mijne zelfstandigheid beroofd, en met moeite heb ik deze herwonnen. Bijna alle critici van die dagen zijn bezweken onder de neiging van alles in categorieen te stellen: we hadden allerlei soorten proza, sensitivistisch, impressionistisch, individualistisch, naturalistisch, symbolistisch enz….’t Is ontzettend hoe zulke collectieve meeningen op iemand kunnen inwerken…". Even verderop "Ik leef meer naar binnen dan naar buiten, en ik hel van nature meer over naar het meditatieve dan naar het plastische…Met Heleen ben ik mezelf geworden; dat boek is mijne wedergeboorte geweest; daar is de gemoedsbeschrijving hoofdzaak en het geziene beeld het secundaire geworden; (…)" (bron: De Engelbewaarder 13, blz. 15). ------
Volgens Frans Coenen, de vijftien jaar oudere schrijver met wie Carry al tijdens haar huwelijk een intieme vriendschap onderhield, was dit haar eerste boek, omdat zij "voor het eerst zich aan zichzelf en de wereld openbaarde". Tijdens de oorlogsjaren werkte Van Bruggen, na ook nog 'Het Joodje' (1914) en 'Een coquette vrouw' (1915) geschreven te hebben, koortsachtig aan een ander boek waarin zij zich wilde openbaren, 'Prometheus', haar filosofisch magnum opus. Het boek verscheen in 1919 en kreeg, tot grote teleurstelling van de schrijfster, nauwelijks waardering; na enkele jaren werd het onverkocht tot pakpapier verwerkt. Tegenwoordig beschouwen sommigen 'Prometeus' als Van Bruggens interessantste werk.
In 1920 trouwde Carry opnieuw, nu met de 21 jaar oudere kunsthistoricus Adriaan Pit. Het was een gelukkig huwelijk, wat tot uiting kwam in de verhalenbundels 'Het huisje aan de sloot' (1921) 'Avontuurtjes'(1922) en'Vier jaargetijden' (1924). De bitterheid van de vroegere jeugdherinneringen heeft plaats gemaakt voor een milde toon, het verleden lijkt geaccepteerd. De maatschappij der Letterkunde kende Van Bruggen voor 'Het huisje aan de sloot' de prijs toe voor de beste roman van het jaar; het is tot op de dag van vandaag haar populairste werk gebleven. Verder schreef Van Bruggen aan het begin van de jaren twintig vier romans onder het pseudoniem Justine Abbing; deze worden nu doorgaans tot haar mindere werk gerekend.
Na in 'Hedendaags Fetischisme'(1925) haar ideeën uit 'Prometheus' op het gebied van de taal te hebben toegepast, bracht Carry van Bruggen in 1927 'Eva' uit, haar laatste roman, waaraan ze met al haar kracht had gewerkt. De indruk dat Van Bruggen zich in 'Eva' volledig had gegeven, wordt versterkt door het feit dat ze bij een lezing op 3 april 1928 in Bussum instortte. Het betekende het begin van een vreselijke lijdensweg, die de depressieve Van Bruggen gedurende vier jaar van de ene psychiatrische inrichting naar de andere voerde. 'Het leven dat ik lijd is nauwelijks dragelijk', schreef ze aan een vriend. 'Ik lig achterin mijn kamer in bed of ik loop te huilen in de tuin. (…) Ik kan niet werken, nauwelijks lezen, mijn hoofd is leeg. Ik kan wel kermen als een ziek, gewond dier.' Ze verloor elk gevoel, zelfs de liefde voor haar kinderen van wie ze altijd buitensporig veel had gehouden.
Op 14 november 1932 nam ze een overdosis slaapmiddelen, waaraan ze twee dagen later, op woensdag 16 november, zonder bij kennis te zijn gekomen, overleed. Carry van Bruggen werd begraven op het protestantse kerkhof op de Sint-Jansheuvel te Laren.
Carry van Bruggen. Een bijzonder schrijfster, een bijzonder mens. Eva mag tegenwoordig dan niet meer het makkelijkste boek zijn om te lezen, het geeft je veel terug voor de moeite. Zinnen die golven op gevoelens, woorden die met precisie beelden oproepen geven een beschouwende en bespiegelende blik naar binnen. Voor mij is Carry van Bruggen in veel aspecten verwant met Virginia Woolf – tot aan de dood –. Waar ik Woolf steeds ongeduldig wegleg en met moeite weer oppak, neem ik Van Bruggen steeds nieuwsgierig op en leg pas neer als ik ‘vol’ ben.
yvonnep