Max Schuchart: Het Chinese theekopje - (een studie)


Het porselein, het dunne,
is aan de binnenkant
wit, gelijk aangedunde
melk zonder een roomrand.
Beschilderd met figuurtjes -
een klein teer vrouwspostuurtje
met twee mannen als buurtjes -
is 't aan de buitenkant.

Ovaal is 't vrouwenkopje
en 't opgestoken haar,
zwart als knoopjesdropje
houdt een spang bij elkaar.
't Pruimenmondje coquetjes,
als gevouwen servetjes
driehoekig, vroom en netjes
't amandelogenpaar.

Kaal zijn de mannenhoofdjes,
rosig op 't schedelvlak,
en boven de spleetoogjes
wenkbrauwen dik, gitzwart.
Langs het mondje, chagrijnig,
bungelt verveeld, diklijnig,
mealncholiek, venijnig,
een snor als pruimtabak.

Drie gouden cirkellijntjes
stralen de hoofdjes om.
Grillige tierlantijntjes
op 't donkerglanzend fond:
Chinese bloemmotieven,
de Lotus der gelieven,
figuren naar believen
en goudvlakjes van zon.


Max Schuchart, 1920
Bron: Gerrit Komrij - De Nederlandse poëzie van de 19e en 20e eeuw in 1000 en enige gedichten.
Uitg. Bert Bakker.
Tijd van leven. Hasselt, 1964.

Ik heb dit gedicht uitgetypt en ingelijst bij mijn verzameling oosterse theepotjes staan. Het gaat hier om een kopje, maar het kan net zo goed een theepotje zijn. Ik heb er met overeenkomstige voorstellingen!

Het gaat in dit gedicht om kijken. De ondertitel zegt het al. Verborgen boodschappen, symboliek, metaforen, gebeeldhouwde zinnen, niets van dat al. De zuivere waarneming, daar gaat het om. De dichter houdt het tot het einde vol en toch is het geen droge of zakelijke
tekst geworden. Onder andere door de humor, die ik ervaar in amandelogen als gevouwen servetjes en de chagrijnige mannetjes van vers drie. Hij weet het daarbij zo sprankelend te maken door overeenkomende klinkers, ongewone samentrekkingen als vrouwspostuurtje, knoopjesdropje, amandelogenpaar, en ritme, dat ik
het een genotvol gedicht vind. Net zo genotvol als mijn favoriete drank waar het naar verwijst: thee. Die ik nu voor de tweede keer ga inschenken.

Het weinige wat ik heb kunnen vinden over Schuchart als persoon en als dichter (over Schuchart als vertaler van proza en poëzie is de informatie eindeloos) staat hiernaast. Ik ontdekte ook nog dat Schuchart eind jaren '40 het kinderboek 'Het grote avontuur van Willie Wippie en Pluimpje' publiceerde. Ik ben het nooit tegen gekomen.


Bernique


 

Max Schuchart
(Rotterdam, 16 augustus 1920 - Groningen, 25 februari 2005) was een Nederlandse dichter, journalist en vertaler. Ook was hij redacteur van het tijdschrift Proloog en het Handelsblad. Max Schuchart was vooral bekend dankzij zijn vertaling In de ban van de Ring van The Lord of the Rings van J.R.R. Tolkien. Deze vertaling, die in 1957 voor het eerst verscheen, was de allereerste vertaling ter wereld van dit boek. Voor deze vertaling kreeg hij de Martinus Nijhoffprijs en de M.B.E.. In 1996 heeft hij de Nederlandse vertaling herzien, waarna deze in 1997 werd uitgebracht. Andere belangrijke auteurs waarvan hij boeken vertaalde zijn: Richard
Adams, Daniel Defoe, D.H. Lawrence, Salman Rushdie, J.D. Salinger, Dylan Thomas en Oscar Wilde.
Werken
1943: Zwarte verzen
1945: Verboden nadruk
1945: Sprekend mijzelf
1946: Vice Versa (met Eric van der Steen)
1964: Tijd van leven
Wikipedia.nl

 

 

 

 

 

Ondanks het feit dat ik thee bij voorkeur uit een theeglas drink en geen enkel kopje van echt porselein in huis heb, vind ik het door jou uitgekozen gedicht een mooie theemeditatie!


Glimlach. Mooie benaming, en wat mij betreft van toepassing!


Dank voor je bijdrage!
Zuiver observeren is misschien wel een van de moeilijkste zaken bij het schrijven. Dat doet Schuchart in elk geval heel zorgvuldig. Mij persoonlijk spreekt het gedicht met zijn eindeloze reeks verkleinwoordjes
niet erg aan. Al die woordjes passen op zich wel bij het precieuze kopje dat S. beschrijft, maar ik krijg er een beetje de kriebels van ;-) Wat ik een beetje mis is een extra laag, een dubbele bodem (al is die bij een theekopje natuurlijk niet zo gebruikelijk) ;-) Paul Marijnis heeft ook een gedicht over theekopjes geschreven (ik heb het helaas niet bij de hand) en hij observeert daarin ook heel goed, maar stopt er tegelijk iets van zichzelf in. Dat zie ik hier niet. S. noemt het gedicht zelf een 'studie'. Hij zal zich hebben voorgenomen om een kopje zo precies mogelijk te beschrijven en niet meer dan dat. Daar is hij in geslaagd. Maar de ene studie is de andere niet. Maak je een vergelijking met de schilderkunst, dan stokt je adem bij sommige studies. Onbedoeld zijn die uitgegroeid tot zelfstandig kunstwerk, terwijl andere blijven wat ze zijn.


Ik zeg eerlijk dat ik hierover zelf getwijfeld heb, maar ik vind het juist in dit gedicht wel passen.

> S. noemt het gedicht zelf een 'studie'. Hij zal zich hebben > voorgenomen om een kopje zo precies mogelijk te beschrijven en niet meer > dan dat. Daar is hij in geslaagd. Maar de ene studie is de andere niet.
> Maak je een vergelijking met de schilderkunst, dan stokt je adem bij > sommige studies. Onbedoeld zijn die uitgegroeid tot zelfstandig > kunstwerk, terwijl andere blijven wat ze zijn.


Dus toch te simpel. Zo zie je hoe persoonlijk een keuze is. Maakt niet uit. Persoonlijke keuze ligt ten grondslag aan het WG-idee en dat heeft daardoor ook z'n charme, vind ik. Misschien heb ik op dit moment geen behoefte aan meer. Juist eenvoudig en direct.

 
Boekgrrls

Laatste keer bijgewerkt: 05/03/07  Eisjen

Woensdag Gedichtdag