Hoe dan ook
Zeg boom,
bestaat er een manier
dat ik mij met jou kruis?
Zeg bladeren,
jullie groeien zo dik,
bestaat er een manier
dat ik mij met jullie kruis?
Zeg vogel,
zoals jij daar in de wolken wegglijdt,
bestaat er een manier
om lenig met jou één te worden?
En kan het vermogen je eigen lichaamsgewicht
op de wind te laden,
naar mijn spieren worden verplaatst,
zonder dat ik het zelf merk?
Zeg ondergaande zon,
kun jij me vertellen waarom de kinderen
zich op de top van de heuvel verzamelen
om naar jou te kijken?
Waarom bewegen de kinderen hun handen
zo druk over hun kleine wangen, alsof zij
de avondgloed naar binnen willen wrijven?
Waarom wervelt hier het
gejuich, ook al is onduidelijk
of het van het liedjeszingen komt
of van het gebabbel?
Kun jij me soms vertellen
hoe de schemer valt?
Hoe de kleur van het woud verandert?
Hoe de vleugels van de libelle doorschijnend worden?
Hoe de grond vochtig wordt?
Hoe onkruid geuren geeft?
Autobiografische schets Kawasaki Hiroshi:
'In 1930 ben ik in Tokio geboren. Mijn vader werkte bij de Asahi-shinbun, de meest representatieve krant van Japan. Mijn grootvader van moeders
kant was mijn peetoom. De versregel kaisui yoo-yoo ('de grote rivier stroomt vol en breed, zonder grenzen') uit de oudste Chinese gedichtenbundel Shikyoo bezorgde mij de naam Hiroshi. Voor u als westerling is dat
alleen maar te begrijpen, als u weet dat het karakter 'hiroshi' ook als `yoo'
gelezen kan worden.
In 1944 werden wij vanuit Tokio geëvacueerd naar Fukuoka op het uiterste zuidelijke eiland van Japan, Kyuushuu, waar mijn vader was geboren. Eenjaar later maakte ik het einde mee van de door Japan verloren oorlog. Met onmiddellijke ingang werd door het Amerikaanse bezettingsleger een geheel nieuw onderwijsstelsel ingevoerd. Als gevolg van dit onderwijssysteem moesten wij alle leerstof op volstrekt andere wijze verwerken. Dingen die wij tot de dag van gisteren als juist hadden geleerd, werden nu helemaal onjuist verklaard. Voor een jongen van vijftien, opgegroeid onder het oude militaristische onderwijsregiem,
betekende dit dat de hele wereld ondersteboven werd gehaald.
In deze jaren is het besef tot mij doorgedrongen dat de pracht van de avondgloed aan de hemel en de schoonheid van wilde bloemen, en dat soort zaken, helemaal niet veranderen: zij behielden hun vroegere gestalte,
zij bleven zoals zij vroeger waren. Het moet dit besef zijn geweest dat mij
op de een of andere wijze heeft aangezet om al deze zaken in gedichten uit
te drukken.
In 1949 overleed mijn vader als gevolg van een ziekte. De hogere beroepsopleiding die ik volgde moest ik afbreken om in het onderhoud van mijn familieleden te kunnen voorzien. Er brak een periode aan waarin ik werkelijk van alles deed: bouwvakker, klusjesman, verkoper, kantoorbediende bij het Amerikaanse bezettingsleger, werknemer bij een
bedrijf.
In 1951 verhuisde ik naar Yokosuka, vlak bij Yokohama. Ongeveer op dit tijdstip ben ik begonnen bijdragen in te zenden voor het
poëzietijdschrift Shi gaku (Dichtkunst). Via dit tijdschrift heb ik kennis gemaakt met de dichteres Ibaragi Noriko, en samen met haar heb ik het nieuwe
tijdschrift Kai (Roeiriem) opgericht, dat zich nog steeds in een actief bestaan mag verheugen. Tanikawa Shuntaroo en Ooka Makoto behoren tot onze mededichters; zij zijn niet weg te denken uit dit tijd schrift. De
meeste poëzie die ik lees is afkomstig van collega's. Sinds 1955 heb ik acht dichtbundels gepubliceerd. Verder heb ik essays geschreven, kinderboeken
en veel ander werk.
In 1956 maakte ik in een Japanse vertaling kennis met het poëtisch drama Under Milk Wood van Dylan Marlais Thomas. Het stuk maakte een
buitengewoon diepe indruk op me, zodat ik moeite moest doen om mijn emoties de baas
te blijven. Deze ervaring was voor mij aanleiding om mijn eerste hoorspel
te schrijven. Sindsdien heb ik meer dan vijftig luisterteksten geschreven.
In 1961 nam ik ontslag bij het bedrijf waar ik werkte. Ik legde mij toe
op het schrijven en momenteel verdien ik mijn brood als auteur. Ik kan in
het onderhoud voorzien van mijn vrouw, mijn moeder, twee dochters, en niet
te vergeten onze hond.
Mezelf geen geweld aandoen, altijd redelijk blijven, dat is mijn wens.
Het is als het ware mijn lijfspreuk geworden. Zolang ik het leven als een bevrijding kan ervaren, zonder dat ik mij overmatig moet inspannen, zal
ik zelfs niet wakker liggen van de dichtkunst. Er is niets waarop ik mij
zou kunnen beroepen of op grond waarvan ik iets zou moeten verdedigen. Ik
merk alleen aan mijzelf dat ik zo nu en dan van binnen zwanger word van het
een of ander, en dat ik dit dan in de vorm van gedichten tot uitdrukking breng. Neutraal, als een soort buitenstaander, neem ik dat waar. Ik denk dat deze wijze van bestaan heel natuurlijk voor mij is en dat ik
niet te klagen heb.'
Daniela
Wat
een ontzettend leuk, optimistisch gedicht, dat is net wat ik nodig had,
beter laat dan nooit.-)
de
laatste alinea van de bio zegt me wel wat. lijkt een beetje op indiaanse
levensvisie.
maar wat zegt het vers me? kruis, vermogen, lichaamsgewicht, naar mijn
spieren verplaatst? op de wind laden, wervelend geluid, schemer valt?
da's lelijk. kleine handjes over appelwangen? doet erg 'gezocht' aan,
past zo fraai, te fraai bij het rood van de zon, ondergaande zon wel te
verstaan, met avondgloed. rood.. de meeste vragen vragen naar de bekende
weg. nee, ik vind hier geen verwondering. de vragen zijn te
vanzelfsprekend en versleten. hoe dan ook, het juiste antwoord is al
gegeven.
er wordt niet vermeld wanneer het vers geschreven is, maar op te vatten
als vragen van een kind zou het ... nee, een kind vraagt zich niet af
waarom anderen met hun handen over hun wangen wrijven. een kind doet dat
gewoon na.
ik vind dit vers 'gezocht' een mooi beeld willen geven. cliché. tja, van
een zwangere man; in niet zo mooie taal, maar dat zal aan de vertaling
liggen.
met welgemeende excuses, dit vers van Kawasaki Hiroshi vind ik helemaal
niks. (is japan niet het land van de rijzende zon? aha, één goede vraag:
wat doen die kinderen daar dan op die heuvel?)