Eva Gerlach


Lied

In de avond hoor je de merel
die op de lichtmast zingt. Ík heb de tuin

omgeploegd met zout. Ik heb de woorden
waaruit de draken groeien ingezaaid.

en als je aan de muur wilt bouwen merk je
dat alle stenen eieren zijn en als je

de houtschuur in loopt, kruipen larven in je
haar, die spartelend verpappen tussen
je vingers en in de rol prikkeldraad liggen
hondskopslangen en over hun kleine, rode
onlevensvatbare vruchten gekromd in de nood van
wie dood baart. En die je liefhebt, verlaat je

zonder een woord voor een ander
die vrolijker fluit.

uit: Eva Gerlach: situaties
ISBN: 90 295 6418 0

Uitgeverij: De Arbeiderspers

          -------------------------------------
Eva Gerlach
Geboren op 9 april 1948

Eva Gerlach werd als Margaret (Margery Dorit Gwendoline) Dijkstra in
Amsterdam geboren, maar ze groeide op in Suriname, waar ze met haar moeder en zusje van haar 5e tot haar 18e levensjaar woonde. Ze studeerde daarna in Nederland en debuteerde in 1979 met de dichtbundel Verder geen leed, waarvoor zij zowel de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs als de J.B. Charlesprijs ontving.

In de jaren daarna ontwikkelde zij zich tot een dichteres van klassieke
allure die een heel eigen plaats inneemt in de naoorlogse Nederlandse
dichtkunst. Haar hecht gestructureerde werk wordt regelmatig vergeleken met dat van Nijhoff en Achterberg. In haar oeuvre overheersen thema’s als verval en het verstrijken van de tijd en ook de moeder-dochterrelatie speelt een belangrijke rol. Haar versvorm is steeds vrijer geworden en eindrijm komt nu in haar gedichten nog slechts sporadisch voor.

De bundel Wat zoekraakt (Arbeiderspers, 1994) werd bekroond met de Jan Campertprijs. Vanaf eind jaren negentig schrijft zij ook poëzie voor
kinderen. Voor haar eerste bundel met kindergedichten, Hee meneer Eland (1998) kreeg ze een Zilveren Griffel en de Nienke van Hichtumprijs.

”Alles wat ik te vertellen heb, staat in mijn gedichten,” aldus Eva Gerlach. De publiciteitsschuwe Gerlach wordt unaniem beschouwd als een van de belangrijkste dichters uit het Nederlandse taalgebied. Voor haar hele oeuvre werd haar in 1988 de A. Roland Holstpenning toegekend en in 2000 werd ze bekroond met de P.C. Hooftprijs, de staatsprijs voor literatuur.

Letteren.net


…Van Eva Gerlach las ik in 1984: Dochter.
In die jaren worstelde ik ook met mijn eigen  kind, ik vond in die bundel
(h)erkenning van al mijn eigen angsten en waarheden.  (tss, zal het nooit
meer zeggen, femia) overigens heb ik ook heel lang gedacht dat ik een slok wijn op moest hebben vooraleer ik haar volledig begreep;-) In die bundel ‘Dochter’ komt ook het beeld ‘ik draag je aan mijn haren mee’
weer terug, lees ik nu. ik volg haar zorgvuldig, en ben héél blij met haar bundels. Zoals ik al vaker heb gezegd, ik weet niet ‘waarom’ teksten me bevallen, met Gerlach is het zo dat haar gedichten naarmate ze ouder wordt, onbegrijpelijker worden, en toch ‘versta’ ik ze meteen. In dit gedicht bevallen me de ‘misrekeningen’ maar kan ik de ;laatste twee regels moeilijker duiden. hoop dat jullie ervan genieten! op dit moment kan ik ‘situaties’ niet terugvinden, zal nog wel tussen
vakantiespullen zitten.

hieronder wat meningen, waaronder een wat zurige van Piet Gerbrandy in de VK. Arie van de Berg is in NRC lovend!
uit Meander: Eva Gerlach - Situaties
uit de Volkskrant: Dat je denkt dit is nu
Door Piet Gerbrandy
Vrouwkje Tuinman over Gerlach in In Letterland



Ron


Dit gedicht lezend moet ik zeer oneerbiedig denken aan een reclame van
jaren terug. Ik weet niet eens meer waarover (melk of zo?), maar ik geloof
dat André Hazes er een jochie in speelde dat een rotdag had en ergens zei
"en m'n bal is óók al lek!" Ik kan dit gedicht zelf op twee manieren
lezen. Allereerst denk ik: die laatste zin is het belangrijkst: je bent
verlaten door je geliefde en alles wordt rot en vervelend en akelig, diep
depressief en gatverdikke niks is leuk meer. Niks is meer goed, alles zit
tegen. Om het op zijn Amerikaans te zeggen "life sucks" ;-) Mijn wat
gemenere kant denkt bij het lezen van de laatste zin en ook wel bij de
tweede met die nadruk op de i van Ik: geen wonder dat je verlaten bent
negatieve zeurpiet! (oké, eigenlijk dacht ik 'akelig zeikwijf', laat ik
het maar eerlijk zeggen!). Komt ook door dat 'vrolijker fluit'. Misschien
was de ik-persoon zeurderig en klagerig en depressief aangelegd en kon de
geliefde dat gewoon niet meer verdragen en zocht hij/zij daarom een
vrolijker exemplaar. Dat kan natuurlijk ook. Met de eerste zin van die
merel heb ik het wat moeilijker. Wat doet die merel daar? Is het een
contrast? Zo van: oké de merel zingt, maar het kan me allemaal geen hol
schelen, want verder is er toch niks leuks te beleven? Of heeft het een
ander doel? Wie weet het? De manier waarop de zinnen maar doorlopen doet
me echt denken aan een klaagzang, er komt geen eind aan. Ik weet niet of
ik het een goed gedicht vind, maar wel heel intrigerend en ben erg
benieuwd of anderen het ook zo lezen als ik.


Nee, vrolijk fluit ze niet, maar wel intrigerend. Gerbrandy's aandacht
voor wat er niét geslaagd is in Gerlachs gedichten is inderdaad zuur. Het
is ook godsonmogelijk toch om alleen maar wondertjes te produceren. Het
gedicht van Esther Jansma dat ik voor volgende week heb uitgezocht is
eerder optimistisch. Een mooi contrast hiermee. Ik ga Gerlachs bundeltje
Domicilie dat ik hier heb staan herlezen.


> Met de eerste zin van die merel heb ik het wat moeilijker. Wat doet die
> merel daar? Is het een contrast? Zo van: oké de merel zingt, maar het
> kan me allemaal geen hol schelen, want verder is er toch niks leuks te
> beleven? Of heeft het een ander doel? Wie weet het?

Mij lijkt het gedicht daardoor rond gemaakt. Eerst een schijnbaar niet ter
zake doende vermelding van een fluitende merel, dan het contrast met haar
eigen fixatie op bedreiging en dan blijkt in de laatste regels dat haar
geliefde naar zo'n vrolijker fluitster is overgestapt. Gerlach merkt op
dat zíj daarentegen de tuin heeft omgeploegd met zout. Dan groeit en
bloeit er ook niets meer. Ze roept zelf met haar woorden de draken op. Dat
ziet ze. De nood van wie dood baart... ja, daar lopen mensen voor weg.
Maar toch, 'zonder een woord', dat gaat niet aan.


Ach ja, dat er eigenlijk twee 'fluiters' in het gedicht zijn was me niet
eens opgevallen! Ik denk opeens: die merel zingt vrolijker en de nieuwe
liefde fluit ook al vrolijker dan de ik-persoon!


Mij spreekt in Gerlachs gedichten vooral aan, dat ze overal de dood ziet.
Dat realiseerde ik me nooit, maar nu ik de bespreking gelezen heb van
Vrouwkje Tuinman weet ik dat het zo is. Er zijn er dus meer. In het gedicht van vandaag voel je de kwaadheid, de frustratie, de moordgedachten, na aan de kant geschoven te zijn voor een vrolijker fluiter. Toch zou het gedicht er bij mij sterker
ingehakt hebben als het kort was gehouden, zonder die ziekelijke verbeeldingen. Ik voel wel mee met C, die denkt dat de ik wel eens een negatieve zeurpiet kan zijn. Aan de andere kant weet ik dat mensen die veel aan dood denken, ook optimistisch, of behoorlijk realistisch kunnen zijn. Als dood er niet was zou je leven niet zo waarderen. Zoiets. Ik vind dit een mooie keus, ga Niets bestendiger (1998) en Voorlopig verblijf (1999) weer eens nalezen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Woensdag Gedichtdag

 

 

Boekgrrls

Laatste keer bijgewerkt: 05/06/07  Eisjen