Met een inleiding van Ad van Liempt, een nawoord door Ronald Peeters,
Ton Wagemakers en Ad van den Oord, met een verantwoording en noten. En
ook nog foto's.
Het dagboekgedeelte beslaat nog geen 25 pagina's, dan volgen er de
brieven naar vriend(en), die zo'n 50 pagina's vormen. Het is het verhaal
van Helga Deen, een meisje van 20, dat in de Tweede Wereldoorlog terecht
komt in kamp Vught, doorvoerhaven voor joden en andere niet-gewenste
personen, die eindigden in een van de vernietigingskampen in Duitsland
of Polen. Het boek als geheel vertelt over hoe zij en haar familie, stap
voor stap opzij gezet werd uit de maatschappij, omdat ze joods was. Ze
worden naar kamp Vught verbannen, later naar Westerbork, en van daar uit
werden
ze al snel naar Sobibor gebracht en daar vermoord.
Het dagboek heeft zenatuurlijk niet geschreven om in het openbaar te
verschijnen. Het is ook niet, zoals Anne Frank met het hare deed,
herschreven. Het zijn haar eigen, heel persoonlijke gedachten. Er is
over het algemeen een grote wanhoop, over alle vervelende dingen die
haar overkomen, over de ellende
die ze om zich heen ziet, een verlangen naar haar vriend, en dan soms
ineens de blijdschap, een kort geluksgevoel ondanks alles.
"Ik heb in onweer gelopen, in stromende regen alleen, alleen, zag
buigende berken onder het geweld van stortvloed, stammen in een
rust. Het jubelde, ik groeide boven alles uit. En later het
avondgeheim. Transparante grotten, openbaringen, wijder en wijder
openden zich de zware wolken en lieten een gouden licht door; altijd
wijder en wijder en ik geloofde, bad, en was bij
je."
Het geloof geeft haar kracht, maar gaandeweg beseft ze dat er weinig
hoop is. En dan stopt haar verhaal.
Marjo