Op een strand op Lipari gebeurt niets. Men ligt er wat, men zwemt er
wat. Zo ook de hoofdpersoon van het boek (nog geen honderd pagina's).
Hij is
naar Lipari gegaan 'omdat hij niet een heel jaar in de collegebanken wil
doorbrengen.'
Hij heeft een studieboek en een vergrootglas bij zich om zich bezig te
houden, dat is genoeg. Deze keer blijkt het zelfs bijna teveel. Want hij
zoekt en vindt gezelschap: een oudere man, Gerard en zijn veel jongere,
mooie vriendin, Chaphine.
Chaphine ligt en zwemt, Gerard besteedt aandacht aan haar en 'zit verder
de
hele dag aan een tafeltje, met een stapel papieren voor zich.'
Maar de twee intrigeren onze hoofdpersoon. Zij is een geheimzinnig, want
afstandelijk mooi meisje, in de oudere man ziet hij een vaderfiguur.
'Het overkwam me niet vaak, maar Gerard boezemde me vertrouwen in. Hij
was
met zijn lengte en donkere haren als mijn vader. Maar mijn eigen vader
was
er vrijwel nooit. Ik heb vaker naar portretschilderingen gekeken dan
naar
het gezicht van mijn vader. Volgens mijn moeder werkte hij liever. Hij
was
adjunct-directeur van een katoenfabriek. Hij leerde me weinig, terwijl
ik
altijd graag kind en leerling wilde zijn. Onderworpen worden aan de
lessen
van iemand die ouder is dan ik. Maar ik kan maar geen leraar vinden.
Iedereen lijkt even verward te zijn als ik.'
Vanaf de eerste ontmoeting vult hij zijn dagen door ze met hen door te
brengen. Er wordt niet veel gepraat.
"Ik had rust gevonden. Of in ieder geval: hoop. Gerard en Chaphine
hoefden
niet met me te praten, hun aanwezigheid was genoeg. Ik kon sober leven."
Hoe het stel op hem reageert weten we niet. Het lijkt alsof hij meer
geduld
dan verwelkomd wordt, maar het maakt allemaal niet uit. De zon schijnt,
er
is wat te drinken en te eten, het is goed zo. Af en toe vertelt Gerard
iets.
Over dat Chaphine een meisje van Lipari is, over zijn beroep, dat hij nu
niet meer uitoefent.
Er is een stukje over zijn ouders in het boek. De jongeman verkoopt een
piano en een schilderij die toch maar stonden te verstoffen op zolder om
zijn vakantie te kunnen betalen. Even lijken zijn ouders geïnteresseerd,
even is er contact, maar het is maar kort. Dan laten ze hem weer doen
waar
hij zin in heeft. De interesse is alweer verflauwd.
Geen wonder dat hij daar op Lipari bij zichzelf denkt; `We zaten alle
drie
verstrikt in hetzelfde web, Een web van eenzaamheid. We waren niet bij
machte ons ertegen te verzetten. Het leven had ons deze kant opgeduwd.
We
spoelden elke keer weer aan op dezelfde plekken. We konden alleen maar
dromen, want het leven had zijn handen van ons afgetrokken."
Voor hemzelf geldt dit zeker. Maar misschien beoordeelt hij de man en
het
meisje wel verkeerd. Des te tragischer.
Hij is een eenzame jongen, niet in staat tot contact. `Ik voelde me
slechts
een toevallige voorbijganger`.
Een treurig boek, over een sombere jongeman. Geen vooruitzichten, geen
doel.
Maar gelukkig wel mooi geschreven.
Marjo
Wat
leuk dat jij met deze novelle komt. Heb ik ook gelezen. Ik
werd erover getipt door een vriendin, van wie Robbert Welagen een neef
is.
Ik heb het gekocht omdat ik nieuwsgierig was en omdat het er zo
beeldschoon uitziet. Daar val ik ook vaak op. Herhaaldelijk onderbrak ik
het lezen om naar de omslag te kijken. Perfecte eenheid met de inhoud!
Maar het gaat om
de inhoud en die beviel me ook. Hij weet zo te schrijven, dat je geboeid
over eigenlijk niets blijft zitten lezen. Hij heeft een mooie, directe,
heel
gedetailleerde stijl, die nergens vervelend wordt. Maar het heeft ook
een
vervreemdende uitwerking. Ik zocht tijdens het lezen een hele tijd naar
een
term die de lading dekte, tot het er op blz. 72 ! staat: 'Die verdovende
vorm van vervreemding'. Volgens mij gaat het boek daarover,
zelfbescherming
door vervreemding. Van de mensen, van het leven, zelfs van intimiteit,
die
er wel is, maar afstandelijk blijft.
Zelfgekozen eenzaamheid. De drie hoofdpersonen hebben allemaal iets om
voor
weg te vluchten en dat bindt hen. Voor even. Mooi thema. Ik had het
gevoel
dat er iets cruciaals gebeurde in de zwembadscène aan het eind, dat er
iets
getest werd, maar kon het niet benoemen. Jij wel? Maar ik voelde ook
niet de
behoefte het persé te willen ontdekken. Jij? Knap beschreven, de
verveling,
de landerigheid, het nietsdoen, de broeierige sfeer. Je moet vooral
tussen
de regels door lezen; heel subtiel krijgt de lezer tipjes van de sluier
opgelicht.
Ik kan het boek niet echt somber noemen, maar ben met je eens dat het
mooi
geschreven is.
Een vervreemdende uitwerking. Ik weet niet zo goed wat ik me daar
bij moet voorstellen. Of je moet de verveling, de uitzichtloosheid
bedoelen.
Ik heb bij landerigheid een voorstelling van vrijwillige verveling. ( Er
is
genoeg te doen, maar je kan even niet kiezen, je bent lui en dat komt
straks
wel)
Dat is niet het soort verveling van deze drie mensen hebben, zij weten
niet
wat ze moeten doen, omdat het in hun ogen toch allemaal zinloos is.
De man zonder beroep, de vrouw zonder thuis, en de student zonder doel
in
zijn leven. Maar hij staat nog aan het begin, hij kan veranderen.
Misschien
dat de andere twee hem aan het uittesten waren: zou hij initiatief tonen,
hen van de verveling afhelpen?
Toch wel sober, als je het niet somber wilt noemen. Maar ik wordt wel
somber van zo'n boek, van het verhaal.
|
Nijgh en Van Ditmar, Amsterdam, 2006, gebonden, 92 blz., ISBN
90-388-8445-1
|