Ik kreeg van mijn zus in de zomer van 2003, nadat ik haar had geholpen
bij haar bevalling, en zij teruggekeerd was naar de VS waar ze toen
woonde, een envelop met daarin twee dollar en een kaartje: Doeschka
Meijsing, 100 % chemie, p. 36. Ik had geen flauw idee wat dat betekende
en riep de hulp van de boekies in. Al snel kwam iemand (Edith?) met het
juiste fragment op de proppen:
'Wat moet ik nou met twee dollar?' vroeg mijn moeder, verlegen
voor haar doen, terwijl ze twee groene dollar-biljetten omhooghield,
'hij zal toch niet denken dat ik aan de bedelstaf ben geraakt?'
Ik legde haar uit, terwijl ik me erover verbaasde waar ik die kennis
vandaan haalde, dat de twee biljetten een uitnodiging betekenden om
naar Amerika te komen. Dat het een oude, Amerikaanse gewoonte was om
twee dollar op te sturen, wat zoveel betekende als: kom zo snel als
je kunt.'
Jullie snappen dat ik al snel in de States zat toen.
Toen was toen, en nu is nu... eindelijk las ik het hele boek. Er hoort
een prachtige
site bij, waar je ook tekstfragmenten kunt lezen ().
Helaas alleen te benaderen met Internet Explorer... Het boek dateert uit
2002.
De ondertitel luidt: een familieverhaal. En dat is het. Het beschrijft
de levens van de nakomelingen van Maria Blümentrager, de overgrootmoeder
van de ik-persoon. Deze Maria Blumentrager had een florerende
hoedenmakerij, vier dochters, een beetje een sullige man en, niet
onbelangrijk, Pfiffikus. Over deze figuur wordt gesproken als over 'de
arme Pfiffikus', wat zelfs een familie-uitdrukking is.
Een van de dochters van Maria Blumentrager is Bettina, zij vertrekt naar
Nederland, met haar Nederlands-Joodse man. Weliswaar was hij tot Duitser
genaturaliseerde, maar dat werd in 1934 weer ongedaan gemaakt (wacht ff,
zou Verdonk het idee hier vandaan hebben gehaald!). De andere dochters
blijven in Duitsland.
De kinderen van de emigranten (waaronder de moeder van de ik-persoon,
Ilna) hebben het niet gemakkelijk. Een Duitse moeder in en vlak na de
oorlog maakt hen al snel tot het mikpunt van spot.
Ilna trouwt, gaat in het zwaar katholieke Brabant wonen en krijgt kind
op kind (veelal wordt niet over 'ik' gesproken, maar over 'wij', als het
over de kinderen gaat). Je kent dat wel, met zo'n pastoor die langskomt
en in een huis vol kinderen nog maar eens aandringt op nog maar weer
eens een kindeke. En dat terwijl de familie eigenlijk niet eens zo
gelovig is. Moeder gelooft dat ze 100% chemie zijn.
Er zijn nog steeds contacten met de achtergebleven familieleden in
Duitsland. Vooral de nicht van de moeder, Else (jawel, jullie snappen
dat dit mijn aandacht trok!), die steenrijk geworden is in de
schoenenbusiness, komt regelmatig in beeld.
De ik-persoon probeert zich een beeld van haar familiegeschiedenis te
vormen, waarin ze allerlei theorietjes rondom vooral ook Pfiffikus maakt,
een vogeltje, naar ze aanneemt, maar wat voor een? Eentje die luidt
zingt? Of juist niet? Gekleurd of juist grijs? En waarom is het 'de arme
Pfiffikus'? Haar moeder vertelt niets uit zichzelf, maar ontkracht de
thoorieen van de ik-persoon keer op keer: "hoe kun je nou iets verzinnen
over wat je nooit hebt meegemaakt?"
Zo'n boek dat je wel in een keer moet uitlezen, anders raak je de draad
kwijt tussen alle generaties. Mooi!