SPROOKJE
ik lag in bed
mijn hart trad uit mijn borst
kreeg vleugels en een staart
kraaloogjes en een snavel
het wipte door mijn open raam
vloog over de stad, een drukke weg
een bos en weer een stad
het wipte door je open raam
je lag in bed
mijn hart kroop dicht tegen je aan
kreeg zachte warme vingers
en streelde je gezicht
volgde de lijnen van je pijn
totdat je sliep
en al die tijd lag ik in bed
lichter dan licht
toen was mijn hart terug
het kroop weer in mijn borst
en ik sliep
lang en gelukkig
NIEUWJAARSNACHT
niets is nog nieuw
en wat er is, is er al lang
we spreken af:
vannacht pak ik jou uit
als een geschenk
jij schrijft mijn lijnen
op een vers blad
en vraagt
wil je mij leren kennen?
VERLOOP
iets was er
iets was er altijd
altijd was er
iets waar je niet bij kon
niets was er
niets wat je doen kon
en ergens daartussen
zat jij en je wachtte
en je wachtte op iets
en je zat en je wachtte
en jij was het wachten
je zat en je wachtte
je wachtte op iets
IK WILDE
ik wilde schrijven
hoe het kind ruikt
dat ik het steeds wil horen ademen
en ik ontdekte
dat mijn handen woorden werden
WAT WIL JE VOOR JE VERJAARDAG?
dromen over appelschimmels
die draven op de rode aarde
dan vleugels krijgen en vanuit de lucht
jouw hemellichaam zien
misschien voorzichtig dichterbij
met zachte handen pleisters plakken
je peenhaar zoenen en dan rrroettsssjjj
de winter in
Edith
de Gilde
|
FRAGMENT
Een klein cadeau vandaag. De felle wind
legde een snipper in mijn voorportaal;
verkreukeld stukje uit een oud verhaal,
jong handschrift, bijna nog dat van een kind.
Het heeft, lees ik erin, vergeefs bemind.
'Waarom', ontcijfer ik uit krabbelhaal;
'Je hield' en 'doorgaan'. Brabbeltaal,
maar zacht gekwetst en triest van tint.
En ik herinner me het kind van lang
geleden dat haar liefde voor zich hield,
te groen en te verlegen en te bang.
Een andere spijt misschien, dezelfde drang.
Ik kan niet weten wat haar heeft bezield:
haar pril begin, mijn veel te late zang.
NIET JE OGEN
het knipogen van sterren
champagne
een druppel op een blad na regen
niet je ogen, maar het licht erin
in het donker, achter dichte ogen
geheugen van mijn vingertoppen
kleine schatkist van wat bleef
niet jij, niet ik, maar dat wij waren
LIEDJE VAN ALLE TIJDEN
god, maak mijn ogen stralend helder
zodat, als ik hem aankijk
mijn blik in hem gegrift blijft
god, maak mijn handen strelend teder
zodat, als ik hem aanraak
hij mij voor altijd voelt
god, maak mijn lichaam warm en open
zodat, als hij bij mij slaapt
hij nooit meer weg wil gaan
mijn ogen straalden
mijn handen streelden
mijn lijf was warm en open
hij is weggegaan
ALS OP DE EERSTE DAG
het bange blauw
van niets durven zeggen
terwijl het bloed in je keel
de juiste woorden klopt
het schuchtere blauw
van ziet hij me staan
terwijl het bloed in je buik
weet dat jij de liefste bent
het heftige blauw
van toch ineens die mond
het verbaasde blauw
dat het vanzelf gaat
nooit meer zo blauw
WEER
geen weer vandaag
wolken spannen samen
tegen de zon
de bomen zien het niet
de vogels deert het niet
als ik wijs was
zag ik de knoppen groeien
het nest bouwen
|