In Brodskys Fondamenta Degli Incurabili zegt de
schrijver: "Dat was een Calvinoësk idee.." (Blz 84) Met het lezen van de
onzichtbare steden wordt zichtbaar wat Brodsky hiermee bedoelde. Of niet? Waar staat het
voor? In elk geval voor verbeelding en fantasie, voor speelsheid en absurditeit, voor
ongebreidelde creativiteit.
In de Literature Machine schrijft Calvino dat een klassiek boek in elk geval een boek
is dat men herleest :"that takes the form of an equivalent to the universe, on a
level with the ancient talismans.With this definition we are approaching the idea of
the total book as Mallarmé conceived it."
En talisman kan men volgens het woordenboek vertalen met toverbeeld, vaak ook een
papiertje met een spreuk - oorspronkelijk uit de Koran - dat geluk brengt. In sommige
Chinese restaurants krijg je met je rekening ook koekjes, niet om op te eten maar om te
openen en in het papiertje met de spreuk je geluk te lezen .Aan de Klaagmuur in Jeruzalem
stoppen biddende mensen wens- of dankbriefjes in de voegen tussen de grote stenen.
Talisman, menselijker kan het niet.
Het woord toverbeeld is voor 100% van toepassing op "de steden", zo goed als
er ook sprake is van een universum van steden. Dé stad bestaat niet, alleen als model en
dan nog alleen in het hoofd, in de taal en niet in de werkelijkheid. Daar zijn alleen
steden, zo wonderlijk in veelheid, verscheidenheid en betovering voor de reiziger, zonder
echter te kunnen tippen aan de verbeelde steden van Calvino in dit boek. Het is ook een
staaltje van schrijven dat, wanneer het je begint te duizelen van de steden, de Kublai
Khan de lezer redt door te zeggen dat Marco Polo eigenlijk voortdurend vertelt over die
ene stad, die ongenoemd is gebleven: Venetië.
Toch een model, toch de stad. En je kunt het boek rustig een paar dagen wegleggen, nu
je weer houvast hebt. Ja, Venetië. Waaraan hij ontleent een bruggeboog of het water, de
pleintjes en steegjes, de palazzos, de duiven, het kristal of de maskers, alles wat
de grondstructuur van weer een nieuw verbeelde stad kan zijn, telkens weer een
weerspiegeling van een detail van Venetië, het model, de stad. Een universum, dat
uitdijt, voortgaat uit te dijen , zoals Penthesilea ...(trying to understand ) whether
Penthesilea is only the outskirts of itself (blz 122). De Onzichtbare Steden van
Calvinos voldoen aan de eigen definitie van een klassiek boek..
Of liever gezegd zich af te vragen. Wanneer de Kublai Khan nadenkt over de coherentie
van het onderliggend systeem of model en zijn harmonie, dat "no model could stand up
to the comparison with the game of chess". Het eindeloos variëren zoals Calvino doet
en ook Marco Polo op eenzelfde thema, zoals Bach dat doet in zijn muziek, geheel volgens
de regelen der kunst, waartoe leidt dit? Anders dan tot nothingness. De leegte, die het
grondbeginsel is van de vorm - en daarmee van alles dat verschijnt aan het oog en het oor.
Raakt de Khan hier aan de grens van zijn rijk en zijn ondergang? Gaat op dat moment
litaratuur over in filosofie? Hoe dit ook zij, een mede-lezer, vertelde me iets over de
mathematiek van de inhoudsopgave, waar de getallen achter de steden oplopen tot 5 en
overgaan aan het eind van elk hoofdstuk in de afwezigheid van een getal. Is dat de
correspondentie met de nothingness - na het schaakspel?
Waar het getal op de bladzijden ontbreekt, begint de dialoog tussen de Khan en Polo.
Beschouwt Calvino dit niet als literatuur, maar als reflectie, de filosofie naderend? De
gesprekken kunnen ook gelezen worden met voorbijgaan aan de steden, maar niet van het
model, de stad. Knipt Calvino het waarnemen en het denken door of verbindt hij beide juist
door ze scherp van elkaar te scheiden tot in het visuele van het lettertype en het
weglaten van een titel?Terwijl het leven gewoon doorgaat in de vorm van herinnering,
verlangen, tekens, handel, ogen, namen en doden en zelfs de hemel, die wordt opgehangen,
kortom de werkelijkheid der verbeelde steden, van alledag, loopt de dialoog tussen de Khan
en Polo min of meer vast. Loopt uit op Niets. Deze ontwikkeling gaat gelijk op met de
vorderingen die Marco Polo maakt in de taal van de Khan. Want eerst nog maakt Polo zich
verstaanbaar met lichaamstaal en ... met voorwerpen uit zijn knapzak struisvogelveren,
kwartsstenen. Met concrete voorwerpen. En dan komt het:
which he arranged in front of him like chessmen.
Hij noemt dit ook een pantomime. Waar echter de taal vat wil krijgen op de
werkelijkheid, verliest het denken zijn werkelijkheidsgehalte. Dan moet men overgaan tot
het schaakspel - denken zonder woorden, alleen in symbolen, tekens, desnoods getallen.
Maar niet de steden der verbeelding, de steden van taal, de literaire bedenksels, die vorm
krijgen in woorden en zinnen, in zwijgende beelden.
En er is nog meer te zeggen. De steden bestaan uit louter woorden en zinnen. Elk woord
roept een ander woord op. Uit het ene woord komt het andere voort. De taal schept de
steden.
Is er water, dan zijn er bruggen, oevers, kanalen, boten en verliefden, wier haar is
vervlochten als water, als wier, dat heen en weer waaiert in water, dat zachtjes kabbelt
aan de oevers van steen of van staal, sterk of verrot, aangevreten door de wolhandkrabben,
die tegen de avond uit het water kruipen en de oevers verkennen zonder sporen te laten.
Is de stad een fort, dan zijn er de schietgaten en de kanonnen en het buskruit in
schuren van dikke steen achter de wallen, vanwaar de schutters bij onraad zich melden en
met verrekijkers het omringende land afzoeken naar een beweeglijke vijand in kuras, te
paard of te voet, hoorbaar of geruisloos als een slang die door het gras kruipt tegen de
helling op naar de voet van het fort dat zich versterkt.
Woord voor woord, beeld na beeld, als een kluwen wol die wordt ontkluwd. Het is de
kunst van spiegelingen en omkeringen, van tegenstellingen en onmogelijkheden, van het
begin zonder einde, van aankomst en vertrek, werveling en stilstand, van barok en
oneindige opsomming en van een ongekende kennis van landschappen en steden, van historie
en geografie misschien ook wel.