Van de achterflap:
Wolkenatlas is alleen al door zijn structuur bijzonder. Vijf verhalen
worden in eerste instantie maar tot de helft verteld: het avontuurlijke
reisjournaal uit 1850 van notaris Ewing, de hilarische brieven van de
musicerende oplichter Frobisher uit Zedelghem, de thriller van
roddeljournaliste Luisa Rey, de krankzinnige lotgevallen van de uitgever
Cavendish en de futuristische ondervraging van Sonmi-451. Het zesde
verhaal, de kern van het boek, is compleet en speelt ver in de toekomst,
wanneer de mensheid bijna te onder is gegaan. Pas daarna worden de andere
verhalen afgerond en voert Mitchell de lezer met zijn spannende stijl,
zijn sturende woordkeus, zijn humor en zijn ontroerende details weer
gemakkelijk door al de genres terug in de tijd, tot aan het laatste
woord.
David Mitchel (1969) debuteerde met De Geestverwantschap en werd met
zijn tweede roman DroomNummerNegen genomineerd voor de Man Booker Prize.
Wolkenatlas werd ook genomineerd voor de Man Booker Prize.
Lof uit recensies:
Wat moet je anders dan stamelen bij zo'n meesterwerk […“verteller is
geloofwaardig, de genre-registers worden verbijsterend
virtuoos bespeeld en Mitchell schrijft cliffhangers die je doen smachten
naar het vervolg.” Het Parool
“Uitbundig leesbare, ja, een onweerstaanbare
leesvraatzucht oproepende vertellingen [….] zijn onherroepelijk
voortstuwende verhaal gaat onherroepelijk de Booker Prize winnen.” Vrij
Nederland
“Een perfect uitgevoerde dans van genres.” The Times
“Een
ontzagwekkende roman.” The Spectator
“Er zal in 2004 geen grotere en
stoutmoediger roman verschijnen dan deze.” The Guardian
En uit een Parool recensie:
"Maar nu is er dus Cloud Atlas, en zijn derde epische krachttoer blijkt
niet alleen honderd pagina's dikker dan de vorige, hij is ook nóg
complexer, nóg ingenieuzer en nóg fascinerender, om maar een paar
kwalificaties te stamelen. "
Bij het begin beginnen dan maar. En het begin van Cloud Atlas is
eigenlijk verraderlijk traditioneel. Een pagina of vijfendertig lang
waan je je in het eerste hoofdstuk van een doodgewone historische roman.
In The Pacific Journal of Adam Ewing is het 1850, en de avonturen die die
Amerikaanse advocaat tijdens zijn scheepsreis optekent, zouden voor een
gemiddeld auteur meer dan genoeg zijn om er een roman mee te vullen.
Missionarissen en Maori, mishandelde slaven en zeebonken van de genadeloze
soort. En dan heeft die teerhartige Ewing volgens de scheepsarts ook nog
een zeldzame ziekte die zich, als hij zich niet overgeeft aan de
experimentele poedertjes van de geneesheer, als een lintworm een weg door
zijn hersens zal vreten.
Wat wil je nog meer? Véél meer, blijkt als
Mitchell het verslag ineens, midden in een zin, afbreekt en we via Letters
from Zedelghem het leven van de charmante schurk Robert Forbisher in
worden gekatapulteerd. 'R.F.' is een fatterige jongen van adel in de jaren
dertig van de twintigste eeuw, die door zijn familie is uitgestoten, omdat
hij geldschulden lijkt aan te trekken als een financieel zwart gat, en die
zichzelf voorhoudt dat hij elk moment de belangrijkste componist van zijn
tijd kan worden. Tot het zo ver is, reist hij eerst af naar het Belgische
château Zedelghem, waar de muzikale grootheid en halfblinde kluizenaar
Vyvyan Ayrs woont. Om als veredelde amanuensis bij hem in de leer te
gaan,
zijn vrouw en dochter te verleiden én zijn voordeel te doen met de kist
onvoltooide composities die Ayers ergens in zijn kasteeltje moet
verbergen. Intussen leest hij de helft van een uit de band losgekomen boek
dat hij gevonden heeft: The Pacific journal of Adam Ewing...
Het is het
eerste intertekstuele grapje in een reeks verwijzingen, echo's en
herhalingen die de hoofdstukken met elkaar verbindt. En de twee totaal
verschillende werelden die je op pagina 86 voorgeschoteld hebt gekregen,
zijn nog maar het begin: tot zes keer toe lijkt Mitchell aan een compleet
nieuwe roman te beginnen. Na het verhaal van Forbischer volgt Half-lives
the first Luisa Rey mystery, een volwaardige thriller die het midden houdt
tussen een nu-cleair spionageplot onder Reagan en All the President's Men.
Daarna komen de hilarische, Martin Amis-achtige belevenissen van de louche
uitgever Timothy Cavendish. En dan heb je ook nog de sf-geschiedenis van
Somni-451, een genetisch gemanipuleerde androïde die gemaakt is om in een
futuristische McDonald's te bedienen, op het punt staat de doodstraf te
krijgen omdat hij meer wilde en nu via een interviewhologram verslag doet
vanuit een dolgedraaide consumententoekomst. Het was een heel boek waard
geweest, dit 1984-tachtig-jaar-verder. Zoals alle afdelingen van Cloud
Atlas. Elke verteller is een geloofwaardig, de genreregisters worden
verbijsterend virtuoos bespeeld en Mitchell schrijft cliffhangers die je
doen smachten naar het vervolg.
En als je halverwege Sloosha's crossin' an' ev'rythin' after' hebt
gelezen - het in een zelfgeconstrueerde taal vertelde verhaal van een
overlevende van de 'Fall': een ecologische ramp die een eind heeft gemaakt
aan de beschaving - neemt Mitchell de losse verhaallijnen van de eerste
helft van het boek inderdaad één voor één weer op. In omgekeerde
volgorde,
totdat je bij de ontknoping van het scheepsjournaal bent, en de literaire
baboesjkapop compleet is.
En zoals dat hoort bij zo'n
pop: alle onderdelen passen thematisch in elkaar. Het zijn verhalen over
rovers en prooidieren, macht en vernietiging, met de uiterste consequentie
keurig verpakt in de kern. Ingewikkeld? Dat is het ook. Maar hier is zo'n
briljant schrijver aan het werk, dat je hem moeiteloos volgt - hij heeft
je tot de laatste bladzijde aan en touwtje. Waarna je meteen weer bij de
eerste wilt beginnen.