Mystiek Lichaam van Frans Kellendonk is een waarachtig boek. Deze
-misschien
cliche- term komt bij me op, nadat ik de laatste pagina van Mystiek
Lichaam
heb omgeslagen. Het is ernstig doch ook vrolijk van toon, het is absurd
doch
ook vanzelfsprekend, het geschrevene stoot af doch trekt ook aan, het is
fictie maar lijkt zich daaraan te willen onttrekken......
Tot voor kort was Frans Kellendonk bij mij onbekend als auteur. Ik weet
niet
meer hoe en waar zijn naam bij mij is blijven hangen. Ik meen me te
herinneren dat Kellendonk een van de auteurs was van de Volkskrant-reeks
van
vorig jaar (10 romans. De beschrijving van dat boek (misschien was het
ook
wel Mystiek Lichaam?) raakte me en de naam van deze auteur werd
opgeslagen
in mijn grijze cellen. 2dehands schaft ik recent Mystiek Lichaam aan en
ook
Bouwval wacht om gelezen te worden.
Na lezing van dit boek had ik het idee dat Kellendonk -als hij was
blijven
leven; hij stierf rond 1990 aan aids- een van de grote auteurs van
Nederlandse bodem had kunnen worden (of dat was hij misschien al bij zijn
dood??). Ergens op internet las ik dat hij ook vergeleken word met AFTH.
Dat
kan ik niet zo goed beoordelen, omdat ik weinig van AFTH heb gelezen.
Wat
mij betreft staat Mystiek Lichaam op zichzelf en is een klein monumentje
op
zich.
Waar gaat Mystiek Lichaam over?
De roman is opgebouwd rondom de familie Gijselhart. De vader die
steevast
A.W. Gijselhart wordt genoemd. Zijn dochter die eigenlijk Magda heet
maar
door A.W. "Prul" wordt genoemd. En de zoon Leendert, die meestal als
"Broer" wordt aangeduid. De moeder is allang overleden. Het verhaal wordt
niet chronologisch verteld. A.W. is handelaar en scharrelaar in van
alles en
nog wat (koper, ijzer) en is een kleine miljonar, maar dat valt hem niet
aan
te zien. Hij woont in huis "Doornenhof". De roman start met de terugkeer
van
Prul naar Doornenhof. A.W. is verheugd, want is dol op zijn dochter,
doch
laat haar eerst een nachtje wachten buiten alvorens het huis te
ontsluiten.
Mooi staaltje van hoe vader en dochter van elkaar houden, maar elkaar de
liefde niet willen laten blijken. In het verhaal wordt duidelijk dat
Prul al
enkele malen uit huis is gegaan en dan weer terug komt. A.W. hoopt telkens
dat zij voorgoed thuis blijft en heeft zelf een museum voor zijn dochter
met
allerlei prullaria ingericht.Tussendoor volgen we Broer die homo is en
zijn
lief volgde naar New York. Nadat hij daar 5 jaar als kunstcriticus de
kost
heeft verdiend komt hij berooid (letterlijk en figuurlijk; hij gaat
dood -wordt gesuggereerd) naar huis. Inmiddels blijkt Prul zwanger van
ene
Bruno Pechman, waaraan Prul ook haar 35.000 gulden heeft toevertrouwd.
De
baby Victor wordt geboren en steelt het hart van A.W. In de tussentijd
lijkt
Broer zich juist af te wenden van dit gelukkig leventje en leeft in zijn
kamer, buiten in de tuin, onder een plastic zeiltje, nadat A.W. de loods
heeft gesloopt waarin Broer sliep. Zowaar een mooi staaltje
vader-zoonliefde...........
Tot zover de grove contouren het verhaal, waarvan ik het einde niet
zal
verklappen.
Het fascinerende van deze roman is de wijze waarop Kellendonk situaties
en
relaties tussen Pa-dochter, Pa-zoon en zus-broer beschrijft. Een citaat:
(over A.W. die de zwangerschap van zijn dochter aanvoelt)
"Hij voelde de
aanwezigheid van het vooralsnog onbekende feit, ze had erop gezinspeeld,
misschien had ze het zelfs genoemd. Hij voelde het als een manshoge doos
in
de hal van zijn leven staan, onwrikbaar en geheimzinnig, een
nieuwsgierigheid prikkelend waarvan alleen ellende kon komen".
En over Broer (Leendert) die eigenlijk jaloers is op zijn zus Magda die
een
kind heeft gebaard:
"Toon me de vrucht van je afgunst, Magda, het heil
dat
je de wereld hebt bereid, dat licht voor heidenen, en laat je dienaar
dan in
vrede gaan."
De zinnen zijn soms wat "zwaar", maar ik vind dit soort taalgebruik
prachtig.