Nu we voor het laatst met de helden van weleer uitgebreid onze
bevrijding gaan vieren kan ik boeken lezen over Wereld Oorlog II.
Daarvoor zaten de angst en het verdriet te dichtbij. Niet van mijzelf,
maar de angst van mijn moeder, bij wie zich thuis in de hooiberg
onderduikers bevonden terwijl in de boerderij een Duitser was
ingekwartierd. De nachtmerries van mijn vader, tot aan zijn dood toe,
over het kamp waarin hij terecht kwam wegens het organiseren van valse
identiteitspapieren. Dat was allemaal te dicht bij. Liever geen boeken
over die periode erbij alsjeblieft.
Blijkbaar draaiden de berichten over de laatste grootse viering een
knop om. Tessa de Loo's "De
Tweeling" liet me even geleden al goed zien hoe het was om aan
'de andere kant' te leven. Ik las mee met het maandboek
van de grrls, het
Stenen Bruidsbed van Harry Mullisch, en kreeg een week geleden dit
boek in handen. Terwijl ik het 'voorzichtig' doorbladerde en zag
dat op één van de eerste pagina's werd gesproken over de
bombardementsbemanningen en hun aanval op Duitse doelen, waar ook het
boek van Mulisch over ging, las ik automatisch door en kon het daarna
niet meer wegleggen.
Was me door 'De Tweeling' al duidelijk geworden dat echt alles twee
kanten heeft, nu ging mijn hart helemaal uit naar die _andere_ kant. De
tranen liepen me af en toe over de wangen en ik hoorde mezelf regelmatig
zachtjes kreunen; "kind......, kind dan toch". (Als je
zelf jonge, volwassen zonen hebt, dan wordt ieder jongeman een 'kind' in
je gedachten.)
Het boek:
De achttienjarige Joke Folmer en haar lievelingsneef Jan Folmer zijn
vanuit respectievelijk Java en Batavia net in Nederland aangekomen
als WOII uitbreekt. Joke, deel van een warm gezin, wordt de spil in een
vluchtlijn voor geallieerde piloten. De verzetsgroep waar zij deel van
uitmaakt, wordt opgerold en Joke krijgt de doodstraf. Haar executie
wordt verhinderd door Dolle Dinsdag. Ze wordt van kamp naar kamp
gesleept.
Jan is ondergebracht bij een familie die hem met warmte omringt,
terwijl zijn ouders teruggekeerd zijn naar Indië. De pleegfamilie
is lid van de NSB. Onder hun invloed meldt hij zich aan bij de Waffen-SS
en raakt gewond aan het oostfront. Hij overleeft de oorlog en brengt
daarna drie jaar door in een jeugdgevangenis. Zijn vader onterft
hem. Om zich te rehabiliteren meldt hij zich aan als vrijwilliger in de
Korea-oorlog. Uiteindelijk emigreert hij naar Amerika, waar hij zich
ontwikkelt tot een succesvol zakenman.
Joke en Jan, die zich na lange tijd verzoend hebben, gaan samen met
journalist-schrijver Peter Gerritse terug naar de jaren van 'collectieve
waanzin'. Hun verhaal leest als een
spannende, historische roman. Joke's deel 'ken' ik, als je dat met
respect mag zeggen, via mijn ouders. Hoe je zo maar opeens diep in
een organisatie zit waarin alles geheim moet blijven en je verraden kunt
worden door de mensen die je vertrouwt. Wat me verraste was haar
ervaring met de verschillen tussen Amerikanen en Engelsen die ze moest
begeleiden naar en op hun onderduikadressen. Ik had er nooit bij stil
gestaan dat je met dergelijke problemen geconfronteerd kon worden en het
bevestigde (helaas) een bij mij bestaand beeld:
"Vooral de Amerikaanse boordschutters en bommenrichters zijn
soms wilde jongens die moeilijk te sturen zijn, afkomstig als ze zijn
uit een vrije maatschappij. Voedselgebrek en bezetting, daar hadden ze
geen idee van. Ze hebben vaak niet meer van de wereld gezien dan hun
eigen omgeving. Klagen over het voedsel komt bij hen het meest voor. Zo
is het verhaal bekend van twee Amerikaanse pioten in Kootwijkerbroek,
die al te lang naar hun zin ondergedoken zitten. Ze willen elke dag op
bezoek bij landgenoten die verderop een onderduikadres hebben. Ze worden
kwaad als hun gastheer zegt dat dit gedrag gevaarlijk is. Eén van de
piloten dreigt hem. Hij zal de goddammed place aan flarden
mitrailleren zodra hij weer de beschikking heeft over een vliegtuig. En
als het voedsel niet beter wordt zal hij zich bij de Duitsers melden
zonder rekening te houden met zijn gastheer. Engelsen zullen zoiets
nooit doen. "Als er duidelijk sprake is van voedseltekort, bedwing
dan je eetlust!" is één van de adviezen die men aan de Britse
vliegers meegeeft."
Ontroerend verteld ze over haar gevangenschap.
"Als je elk moment kan worden doodgeschoten gaan je hersenen
verhevigd werken. Aan de ene kant is er dat kosmische besef: ik maak
deel uit van een universum dat jullie lekker niet onder controle hebben,
aan de andere kant ontwikkel je liefde voor het detail".
Met een paperclip krast ze in de muur van de gevangenis een tekst die
ze zich herinnert van de filosofieles op de Sociale Academie:
"To see the world in a grain of sand
and heaven in a wild flower
to hold eternity in the palm of your hand
and see infinity in an hour"
Voor Joke is uiteindelijk verzoening "de enige manier om met dat
verleden af te rekenen".
En dan komt het verhaal van Jan Folmer.
"(...) eens heb ik met volle teugen van de voor jonge mannen zo
fatale elixers gedronken: avontuur, ideologie en wapenbroederschap."
(...)
En zo leest dat deel, als een jongensboek dat je met kromme tenen
leest omdat je ziet dat zo'n kind een kant op gaat, een kant op wordt
gedreven, die fataal is. Maar hij kan het niet overzien. Noodlot.
Jan komt uit een gezin waar vader de baas is en moeder te bang om op
te treden. Vader slaat de kinderen en verkoopt de huisbedienden klappen om
de oren in een land waar "het slaan van een
mohammedaan als zeer onrechtvaaridg wordt beschouwd, en het aanraken van
zijn hoofd als een belediging."
Een vader die niet zingt en weinig lacht . Een vader die het
testosteron-onweer in de hoofden van zijn puberende zonen tracht te
bezweren met harde oekazes. "Dat meisje aan de overkant is
misschien lief maar ze is wat ons betreft zwart. Haar moeder is een
halfbloed en haar vader is ook niet schoon aan de haak. Je mag wat ons
betreft met iedereen thuiskomen als het maar niet zwart, joods of
katholiek is."
Als de vader van Joke bij het pleeggezin van Jan langs komt om hen te
bedanken voor hun goede zorgen voor Jan, steekt hij tijdens dit bezoek
zijn afkeer van de Duitsers niet onder stoelen of banken. Tot zijn
verbijstering krijgt hij te horen dat de familie lid is van de NSB. Jan zelf heeft
nauwelijks een idee wat dat inhoud. Hij vind Nederland een land van
ruziemakers en vraagt zich wanhopig af waarom zijn ouders hem hebben
achtergelaten. Joke's vader probeert Jan uit dit gezin weg te
halen, maar krijgt geen toestemming van de vader van Jan. Jan mag,
om nooit bekend geworden redenen, niet bij zijn familie verblijven.
Dan komt in het pleeggezin de oproep van de Duitsers om "de
Russen te verlossen van de Stalin knoet. Hollandse jongens, gezond van
lijf en leden kunnen zich aanmelden bij de Waffen-SS en zullen met open
armen in Rusland worden ontvangen. Als de oorlog voorbij is zullen er
werk en perspectief zijn voor iedereen die heeft meegevochten tegen het
bolsjewisme."
Dat klinkt je dan ook weer bekend in de oren. Jonge Amerikanen en
Engelsen die met open armen in Saddam Houssein's Irak ontvangen zullen
worden als brengers van de democratie........ Zij gingen naar Irak en Jan ging naar het
Oostfront.
Het boek volgt
Jan en zijn "wapenbroeders". Eerst al zingend en in de pas,
later verkleumd en in rommelige eenheden die
proberen te ontkomen aan de Bolsjewisten. Dan zijn gevangenisjaren in
Scheveningen waar zijn vader hem opnieuw een klap om zijn kop komt
verkopen omdat hij het gewaagd heeft met de Duitsers te heulen en hem
tegelijkertijd onterft. Vervolgens zijn jaren in Korea om iets goed te
maken. Wat achter hem, achter het Oostfront, gebeurde, al die kampen en
jodenvernietiging, daar had hij geen idee van. Uiteindelijk zijn 'vlucht'
naar de VS omdat niemand ooit wil vergeven en vergeten.
Als hij in het tijdschrift "Opmaat" (sinds 1995 een
Nederlands tijdschrift over veteranen in oorlog en vrede) het artikel
van redacteur W.L. Brugsma leest over diens "zelfbevrijding van zijn haat jegens
Duitsers", stuurt hij een brief die door Brugsma anoniem in het
tijdschrift wordt gepubliceerd met de vraag aan de veteranen ; "Wat
vindt u nu van wapenbroeder X". De meerderheid, 70%, is
positief, wil hem "schriftelijk de hand reiken". Maar Jan moet
nog even "in de kast blijven". De aller belangrijkste reden
tot uitstel van publicatie van Jan's memoires zijn Brugma's
plannen voor een televisieserie over door de oorlog geteisterde
families. Daarin moeten Joke en Jan een hoofdrol in spelen. Het komt
er niet van. Brugsma overlijdt op 5 september 1997. Jan's laatste poging
tot verzoening strandt.
Peter Gerritse zegt aan het eind van zijn gesprekken tegen Jan: "Schluss
mit der Vergangenheit, een streep onder het verleden". Om dan
nog nauwelijks tien regels later in het boek, als hij, op weg naar huis, een manke
man ziet die veel weg heeft van
Seyss-Inquart,
onmiddellijk een vraagteken te plaatsen bij die zin en daarmee het boek
te beëindigen.
Dat is iets wat mij verbijsterde. Ik was werkelijk boos. Zijn wij
Nederlanders dan echt mensen die nooit willen vergeven en vergeten,
zoals Jan beweert?
Joke vindt dat verzoening de enige manier is om met het verleden af te
rekenen. Zeventig procent van de veteranen is voor verzoening en de
schrijver van dit boek, een kind van zes toen de oorlog eindigde, kan
geen streep zetten onder het verleden? Ik wou dat ik Jan een hand kon
geven en namens mijn moeder en mijn vader, daar ben ik van
overtuigd, kon zeggen: "Een streep onder het verleden Jan, anders
lukt het niet in Europa, niet in de wereld en niet met ons."
Afgezien van die laatste regels is dit boek een absolute aanrader voor iedereen die
wil begrijpen.