Het verhaal:
De ik-persoon, Ruben Sender, is specialist gevaarlijke stoffen. Als hij
bezig is met een opdracht voor een sojafabriek ergens in Utrecht, stuit
hij op iets vreemds: één van de medewerkers van de fabriek heeft een
rare afspraak in zijn agenda staan. Door deze medewerker te schaduwen
komt Ruben op het spoor van een duister zaakje. Voordat Ruben echter het
naadje van de kous hierover heeft uitgevonden heeft de directeur van de
fabriek, Charles (uitgesproken als Sjarrel) Lefevre, overigens een
vriend van Ruben, nóg een opdracht voor hem: hij moet naar Cuba om daar
de aanstaande van Charles te gaan zoeken, van wie die al een tijdje
niets heeft vernomen en waarover hij zich dan ook zorgen maakt. Zo
vertrekt Ruben naar Cuba, alwaar hij het hele eiland achter deze vrouw
aan reist (en zij telkens net weg is als Ruben arriveert). Maar dat mag
de pret niet drukken: Ruben maakt van zijn reis een vakantietrip met
gezuip, mooie Cubaanse meiden voor een nachtje plezier, en zo ziet hij
nog eens wat van het eiland, dus ach... echt erg vindt hij het niet dat
hij de vrouw telkens net niet treft. Maar ja, die rare Italianen die
telkens opduiken, hoe kennen die hem toch? Na zijn Cubaanse
avontuur(tjes) stort Ruben zich weer op de eerste zaak, dit maal
geholpen door zijn Vlaamse vriend Pat. En dan komt alles bij elkaar.
Mijn oordeel:
Rood kwik, het debuut van Alwin van Ee, is een onderhoudend, vlot
geschreven misdaadroman. Van Ee hoefde geen moeite te doen mijn aandacht
vast te houden. Wel heeft hij hier en daar de neiging het verhaal met
iets te veel blabla op te smukken, dat gaat me wel eens tegenstaan. Ik
zal onderaan enkele fragmenten opnemen, waaruit dit blijkt. Gelukkig had
Rood kwik zoveel vaart dat ik dat punt niet bereikte.
Zeer gedetailleerd beschrijft van Ee de omgeving waar een en ander zich
afspeelt. Voor mij als Utrechtse kon ik Ruben daardoor bijna als een
detective volgen op zijn tochten door de stad: de wijken, straten en
kroegen die hij noemt ken ik. Dat geeft veel herkenning. Ook het
Rotterdamse deel van de roman is daardoor herkenbaar (ik ben ook best
goed thuis ook in Rotterdam). Ik kan niet zo goed beoordelen of de vele
plaatsverwijzingen anderen wellicht zullen irriteren. Ik kan me dat wel
voorstellen, want bij de delen over Cuba (waarin van Ee dezelfde mate
van detaillering over de verschillende locaties aanbrengt) had ik wel
eens het
gevoel een reisgids aan het lezen te zijn. Het Cubaanse deel had wat mij
betreft dan ook wel wat korter gekund.
Leuk zijn de verwijzingen naar de tijd waarin een en ander zich afspeelt:
2002, niet lang na de vuurwerkramp in Enschede (2000) waarna gevaarlijke
stoffen politiek hot werden. Zo is Ruben aan het eind van het boek
betrokken bij het onderzoek naar de lekkende giftrein bij station
Amersfoort (die trein kan ik me nog goed herinneren!).
Jammer alleen dat hij de werktitel ´Bomba´ (zo las ik op crimezone.nl)
gewijzigd heeft in 'Rood kwik'. Het rode kwik speelt namelijk slechts
een onduidelijke en kortdurende rol in het boek. Even verwijst van Ee
naar rood kwik als zijnde een stof van mogelijk militair belang, maar
dat komt verder helemaal niet meer terug. En juist ´Bomba´ is een leuke
titel. Dat verwijst naar de benaming van de papaya op Cuba. Papaya is
een nogal erotisch getint woord aldaar (althans volgens het boek) en dus
noemen de Cubanen deze vrucht fruta bomba (en jullie begrijpen dat dit
woord natuurlijk inmiddels dezelfde lading heeft als papaya...). Ook
wordt een keer de uitdrukking 'Passarlo bomba' gebruikt, dat zoiets zou
betekenen als het geweldig naar je zin hebben. En dat klopt goed met de
beschrijving van Cuba zoals gegeven door van Ee.
Stiekem grijp ik even de gelegenheid aan om de schrijver te wijzen op
een paar foutjes:
- het feit dat de Hinderwet waarnaar op pagina 8 wordt verwezen al
sinds 1980 is vervangen door de Wet milieubeheer.
- dat het vervangen van alleen de SIM-kaart (p. 193) onvoldoende
is om je toestel
onvindbaar te maken.
Wat van die irritante blabla:
´..., zei ik, terwijl ik zin kreeg om haar schouders lichtjes te
masseren, maar ik hield me in. Het viel me op dat ze grappige
oortjes had.´
´Het soepje was klaar. "Soep en vrouwen moeten heet zijn", zei
Matilde.
Ruben kookt en we krijgen en passant het recept:
´Ook al ben ik vrijgezel, ik ben er de man niet naar om met een
diepvriespizza genoegen te nemejn. Ik zette een pannetje met rijst
op en sneed een stuk kipfilet in reepjes. Terwijl ik de groente
sneed ...´
En dat gaat zo een halve pagina door, hetgeen mij gevaarlijk dicht
bij afhaken bracht!
Nog zo´n erge:
"Dus jullie zijn Cidy en Kaat", zei ik tegen de vrouwen. "Samen
vormen jullie het Cindy-Kaat." De grap kwam niet aan.' :-P
Gelukkig zijn er zat leuke, grappige, mooie passages. Mooi
bijvoorbeeld hoe van Ee hier het woord wereldstad gebruikt:
´De regio Rotterdam-Rijnmond stond in die tijd op nummer één in
de top-vier van grote steden als het om aantallen moorden ging, een
twijfelachtige eer. De onderwereld sijpelde hier door de riolen naar
boven. Moorddadig, verpauperd, smerig, onpersoonlijk, in één woord:
een wereldstad.´
Van Ee weet het volgende stukje Utrecht waar ik heel vaak langs kom
prachtig te beschrijven:
'Evenals De Gagel was Fort Blauwkapel een van de vele
herinneringen aan de Hollande Waterlinie, dat krankzinnige project
om dit deel van Nederland onder water te zetten voor he geval de
Duitsers het land zouden binnenvallen. Nooit gebruikt, één groot
zinloos feit, met de Duitsers als lachende derden. Nu was het fort
een mooi, parkachtig schiereilandje, met een kerk, sportvelden, een
restaurant, een theaterpodium, een paar woningen aan de Kapelweg een
een rode TPG-brievenbus. Alles wat een mens nodig had, op een goede
slijter na
dan.'
Hier moest ik ook wel even om grijnzen. Ruben zoekt contact met een
politieagente en vraagt haar:
"Waar zit je eigenlijk?" Met die bovenregionale rechercheurs wist
je nooit in welke regio ze uithingen. "In de Kroonstraat (...)" "De
Kroonstraat? Nooit van gehoord! In Utrecht?" "Paardenveld, het
hoofdbureau van je eigen stad!"'
[geen Utrechter praat over Kroonstraat, maar over Paardenveld. Net
zoals je nooit over Utrechtenaren moet praten, dan verraad je dat je
niet uit de stad komt, Utrechters zijn we :-)]
'De tijd van de politieke vluchtelingen was voorbij, tegenwoordig
waren het slechts nog de Máxima's en de Máximo's die naar Nederland
kwamen.'
"Ach, identiteit! Dat is toch ook maar een verzamelnaampje? Ik ben
wat ik leuk vind. Ik ben wie ik leuk vind. Ik vond Charles zo leuk
dat ik zelfs bereid was om een deel van mij op te geven, mijn
Cubaanse ik te laten verschrompelen en moeizaam een Europese ik op
te trekken. (...) Nu vind ik even niks leuk, niemand leuk. En ben ik
niemand. En het gekke is dat me dat nog bevalt ook, voor een tijdje
dan."