Gedegen, erudiet, fijngevoelig, bevlogen, muzikaal waren adjectieven die
ik opschreef over Hans C. ten Berge ( Alkmaar, 1938), nadat ik zijn
bundel 'Op een mat van gele veren' de eerste keer gelezen had. Bij
herlezing kwamen er nog vele begrippen zoals teleurgestelde optimist,
cultuurcriticus, antropoloog, natuurvorser, rustzoeker, perfectionist.
Ik
moet bekennen dat ik tot voor kort nog nooit iets van deze
dichter/vertaler gelezen had, hij kwam - zal ik maar zeggen - op mijn
pad:
deze dichtbundel werd in november gepresenteerd bij Atheneum in
Amsterdam.
De titel sprak me aan en het feit dat er een inleiding zou zijn door
Kees
Fens, maakte dat ik me aanbood om er voor de boekgrrls naar toe te gaan.
Helaas werd de presentatie door enorme sneeuwstormen afgelast, noch Hans
ten Berge noch Kees Fens hadden Amsterdam weten te bereiken. Inmiddels
had
ik me natuurlijk via google wel ingelezen, dus hier allereerst een kort
verslag van de informatie die ik over ten Berge gevonden had.
Na enige publicaties in de tijdschriften Podium en Merlijn verscheen de
eerste dichtbundel van H.C. ten Berge 'Poolsneeuw' in 1964.(de eerste
regels: 'In de koude van de winter verkropt,/ als blad beweegt zich mijn
woord.') Hij richtte in 1967, na het wegvallen van Podium en Merlijn
het
tijdschrift Raster op en bleef er 6 jaar de enige redacteur. Zijn laatst
verschenen dichtbundel heet 'Het vertrapte mysterie' (2004). Zijn oeuvre
bestaat uit novellen, romans en essays en ze hebben vaak aantrekkelijke
titels (zoals bijvoorbeeld 'Het geheim van een opgewekt humeur', Oesters
en gestoofde pot', en zijn recentste roman 'Blauwbaards ontwaken' 2003)
Naast dit eigen werk, vertaalde hij veel werk van buitenlandse dichters
en
exotische poezie uit o.a Mexico, Canada en Groenland. In 1996 werd ten
Berge's werk bekroond met de Constantijn Huygensprijs en eind december
hoorde ik dat hem op 19 mei 2006 de P.C. Hooft-prijs voor zijn hele
oeuvre
zal worden uitgereikt. Hij wordt vaak als een ernstige dichter
beschreven,
een intellectueel, een mopperaar. In een interview in het NRC van 6
januari naar aanleiding van de P.C. Hooftprijs, noemt hij zichzelf nu
echter 'een gelukkig mens, zij het dat hij vrijer zou willen zijn bij
het
dichten, en dat hij zich steeds te veel zorgen maakt over deze 'geschonden
planeet'.
De bundel 'Op een mat van gele veren' is een bloemlezing van vertaalde
gedichten uit het heden (van o.a.
Mark Strand,
Christopher Middleton,
Kenneth White) en uit het verre verleden (zoals van de Spaanse mysticus
San Juan de la Cruz 1542 1591); in het meer nabije verleden gedichten
van de twintigste-eeuwse klassieken(
Ezra Pound en
Gunnar Ekelöf); en
tenslotte gedichten/werken uit andere culturen ( Nó-spelen uit het 15e
eeuwse Japan en poëzie van de
Azteken) . Een heel breed scala dus, en
ten
Berge zegt hierover: Poëzie is universeel en in alle culturen aanwezig.
Haar veelvormigheid en rijkdom wekken verbazing en nodigen uit tot lezen,
luisteren en vertalen.
Het is door zijn veelzijdigheid niet makkelijk om deze bundel te
bespreken, Bovendien is mijn kennis van poëzie sinds de middelbare
school
zo'n veertig jaar geleden niet verder ontwikkeld (hoewel ik graag
gedichten lees), en ik voel enige schroom om iets te vinden van een P.C.
Hooftprijswinnaar. Van Berge zegt op pagina 105 en 106 zelf over het
bespreken: dichters dienen hun poëzie niet breedvoerig te bespreken. Als
ik mezelf bij wijze van uitzondering mag citeren:
Hij schreef te weinig en te veel
Hij weidde uit over een handvol verzen en symbolen
Om de klim naar ijle liefdestoppen te verklaren
Was hij maar steen geworden, steen gebleven
Was het raadsel van de steen van binnenuit beschreven'
(Materia prima, p. 392)
Gelukkig biedt ten Berge wel wat meer inzicht in de geboden gedichten:
hij
laat iedere dichter of dichtvorm voorafgaan door een essay van een paar
pagina's, waarin hij vertelt hoe hij hiermee in aanraking gekomen is,
waarom deze vorm/deze dichter hem heeft aangesproken en wat hem erbij
opvalt. Bij elke gedicht verklaart hij bovendien onduidelijkheden of
onduidelijke begrippen in voetnoten. En die had ik heel erg hard nodig.
De bundel is een eigen selectie van ten Berge. Hij heeft een voorkeur
voor het archaïsche en het modernistische, waarbij een bemiddelende rol
was weggelegd voor - zoals hij het zelf noemt - de
nieuwsgierigsheidleer ook wel antropologie genoemd: nieuwsgierig naar de
mens en zijn rijke verbeelding, uitgedrukt in riten, mythen, liederen en
wat daar zoal mee gepaard gaat (..) "Nu eens wordt men getroffen door
gedichten die een even uitgesproken als krachtige houding in de tijd
weerspiegelen, dan weer wordt men meegesleept door de muziek van een
(ogenschijnlijk) pure en belangeloze poëzie die, zoals Christopher
Middleton zegt, om zichzelfs wil bestaat. In alle gevallen geldt: wie
niet
meer kan zingen, is verloren."
De titel van deze bundel verwijst naar een paar regels uit een Azteeks
Adieulied:
Een kunstwerk, rijk aan kleuren, laat ik achter:
ik ben dichter en mijn lied zal in de wereld voortbestaan.
O mijn luisterende vrienden,
Door het lied leef ik in de herinnering voort.
Ik zal heengaan, heengaan en verdwijnen
op een mat van gele veren zal ik liggen
en de vrouwen zullen mij bewenen.
Andere liederen, zoals de canto's van Ezra Pound waren voor mij veel
minder makkelijk te begrijpen, indrukwekkend vond ik ze, vooral die met
het Provençaals heb ik uitgeplozen.
Heel bijzonder vond ik het deel over het Japanse Nó-theater. Van Berge bespreekt er drie Nó-spelen uit de
vijftiende eeuw en hij geeft er zelfs een plattegrond van het Nó-toneel
bij. Hij zegt over deze toneelvorm:
'Nó past niet in een tijd van
volslagen vulgarisering en banalisering. Ze is dus een verademing voor
iedereen die het leven in een verminkte wereld af en toe opzij schuift
om
een ervaring van (onverantwoorde) schoonheid op te doen.'
Zijn keuze zegt natuurlijk heel veel over ten Berge zelf en ik denk dat
deze bundel van belang is om het hele oeuvre van ten Berge te begrijpen,
hij zegt namelijk dat de door hem vertaalde gedichten in een aantal
gevallen, 'zichtbaar en onzichtbaar, ook in het eigen werk gereflecteerd
worden'. Hij voelde zich onmiddelijk verwant met
Kenneth White:
'iemand
die uit de zelfde bron had gedronken en zich op een andere manier met
hetzelfde bezighield. Een dichter die even enthousiast als ik de
onherbergzaamheid van het (misschien schijnbaar) onaangetaste opzocht om
aldus de geografie van een innerlijk landschap te exploreren. Een
landschap dat zich onder andere in de werkelijkheid van het arctische
weerspiegeld zag. Gevoegd bij de verkenning van andere culturen en de
noodzaak van een fundamenteel andere houding tegenover alles wat de
aarde
vertegenwoordigde, was de confrontatie met Whites werk en ideeën een
hoogst welkome ervaring.'
(In alle bundels van ten Berge bevinden zich
een
aantal gedichten die zich in winterse landschappen afspelen, zoals hij
in
een interview opmerkt: 'sneeuw geeft helderheid). Een gedicht van White:
Visarend
jan-van-gent
witkontige stormvogel
pelagianen en hyperboreeers
tantrische meeuwen
op deze ascetische kust
de verlaten grond
die ons niet loslaat
Zijn fascinatie voor mystiek ('ik ben altijd gefascineerd geweest door
het
gevoel boven jezelf uitgetild te worden') is terug te vinden in het deel
dat hij aan
San Juan de la Cruz (1542-1591)wijdt, volgens ten Berge de
grootste Europese mysticus.
Over de vertaling vanuit het origineel kan ik natuurlijk niets zeggen,
behalve dat ik ze in het nederlands niet onnatuurlijk en heel muzikaal
vind klinken. Soms is het een vertaling van een vertaling (zoals
bijvoorbeeld de Japanse Nó-spelen vanuit het Engels en Ezra Pound heeft
zelf veel vertaald vanuit het Latijn, het Provençaals en het Chinees).
Zelf zegt hij erover:
'Ik beschouw ze als benaderingen van de
oorspronkelijke verzen. Hoe nauwkeurig en gewetensvol men ook te werk
gaat, vertalingen vallen nooit helemaal samen met het origineel.(?) De
vertaler kruipt niet alleen in andersmans huid, hij draagt ook nog
andermans veren. Met die laatste dient hij niet zozeer te pronken als
wel
zorgvuldig, vasthoudend en, waar nodig, met bezieling om te gaan.'
Dat hij zorgvuldig is werd me duidelijk toen ik las dat hij bij een
herdruk van een van zijn bundels een adjectief zal veranderen, 'dan is
het
pas perfect'.
Deze bundel was voor mij een inleiding in vele gedichten vanuit veel
verschillende tijden en plaatsen en in die zin zeer blikverruimend.
All birds
talk dawn-talk
in different lingos
Kenneth White Crow Meditation Text
Ik ben heel blij door deze rijke schakering van gedichten, kennis te
hebben gemaakt met een aantal dichters, waar ik anders misschien nooit
van
gehoord zou hebben. Zo ben ik erg blij met de kennismaking met
Christopher Middleton, met zijn gedichten waarin de natuur - bevolkt met uilen en
kikkers en andere beesten - veelvuldig voorkomt, zoals als hier in (delen
van) 'In het geheime huis':
Verscheidene houtblokken
Schikken zich steeds opnieuw; niets houdt stand
In het vuur, het vuur is altijd
Minder dan het was, het vuur -
Uitdrijving
Van oude geuren, nieuwe ongrijpbare kimmen-
Hoort niet door zijn verval
Het uiltje in de koude
Regen roepen,één toon
Telkens weer
(....)
Slijk op mijn handen, kleine uil, het is
Niet smartelijk met jou te delen,
Kleine uil,
De ene toon die niet vergeefs klonk.
Carminalenia ( 1980)
Tenslotte heb ik heel wat geleerd over poëzie: ten Berge gaat uitgebreid
op de betekenis en diepere betekenis van voor een leek als ik
onbegrijpelijke begrippen in (ik weet nu wat pelagianen en hyperboreeers
zijn); ik had nog nooit van tabletten (in deze bundel de modern-archaïsche
tabeletten van
Armand Schwerner) of 'rechthoekige' gedichten (van
Nathaniel Tarn) gehoord .
Hoewel ik deze bundel niet erg makkelijk te beschrijven vond, vind ik
hem
een aanrader voor iedereen die meer wil verdiepen in en wil genieten van
dichters uit andere tijden en andere delen van de wereld.