November 2004 stond bij de
Boekgrrls het laatst verschenen boek van Hella Haasse ‘Het dieptelood
van de herinnering’ op de lijst. En op 17 november overhandigde de
koningin mevrouw Haasse de Prijs der Nederlandse Letteren.
Het Comité van Ministers van de
Nederlandse Taalunie kende in juli van dit jaar de Prijs der Nederlandse
Letteren toe aan Hella S. Haasse (1918). De prijs wordt eenmaal per drie
jaar uitgereikt, beurtelings door het Nederlandse en Belgische
Staatshoofd, aan een auteur van oorspronkelijk Nederlandstalige
literaire werken.
De jury was unaniem van oordeel
dat Hella Haasse de belangrijkste literaire prijs van het Nederlandse
taalgebied verdient om de artistieke en menselijke waarde van haar
veelzijdige oeuvre, dat bijna zeventig titels omvat in vele literaire
genres. De prijs is hiervoor 17 keer uitgereikt. Haasse is de tweede
vrouw die de prijs in ontvangst mocht nemen.
Het geeft toch een extra dimensie
als de auteur van het maandboek ook bij anderen dan de Boekgrrls in de
belangstelling staat.
Al eerder…
In oktober waren er al grrls die
zich over het boek bogen. Agnes schreef:
“Ik kan niet wachten met
"Het dieptelood van de herinnering", het novemberboek. Over
"In Europa" van Geert Mak heb ik een eeuwigheid gedaan ;-).
Nog helemaal onder de indruk van dát boek, had ik zin om eindelijk in
een nieuw boek te beginnen. Het werd Hella Haasse.
Alleen de eerste bladzijden nog
maar gelezen, en ik ben alweer een en al bewondering. Ze is in staat om
poëzie te maken van een 'saai' bestaan als moeder en huisvrouw, met
steeds terugkerende klussen als het opruimen van rommel en het verzorgen
van de maaltijd. Vervolgens tovert ze gedachten om tot prachtige zinnen
als: ‘Het rusteloze verstand, de weetgierige en veroveringslustige
geest verzetten zich van nature tegen de remmende invloed die er uitgaat
van dit eindeloos herhalen van handelingen, die op zichzelf tot het
uiterste toe vervolmaakt kunnen worden, maar die nooit nieuwe
perspectieven openen.’
En schrijft ze op wat ze zou
willen ondernemen: ‘...schrijven over het verleden op zodanige wijze
dat mijn werk getuigen zal van mijn voortdurend intens bezig zijn met
het heden.’
Ik vlieg door Haasse heen en weet
weer waarom ik eerder regelmatig autobiografieën las!
Er staan prachtige zinnen en
overdenkingen in dat boek:
‘Soms,
als ik toneelspeelde of voordroeg (...) overviel me dat gevoel waarvoor
acteurs bereid zijn alle lasten van hun bestaan te dragen: de sterke, ja
dwingende gewaarwording, dat het publiek mij wilde zien worden tot wat
het zich droomde, maar zelf niet verwezenlijken kon. Ik moest hun
fantasie gestalte geven. Dankzij dat collectieve verlangen kon ik het
soms min of meer. Tegelijkertijd stond ik zeer kritisch tegenover deze
plasticiteit, die me ook in het dagelijks leven kenmerkte, en die de
oorzaak was van veel misverstanden, omdat ik - meegesleept door mijn
eigen aanpassingsvermogen- tot op zekere hoogte de gedaante aannam van
wat men in mij wilde zien, maar het niet werkelijk kon worden.
Aangevuurd door de wens van anderen om aangevuurd te worden, vuurde ik
aan. Dit is een eigenschap, die tot grote waakzaamheid verplicht. Vaak
heb ik- vele jaren later- als ik ergens een lezing hield, datzelfde fluïdum
tussen mij en de toehoorders gevoeld, en waargenomen hoe bijna
onmerkbaar de sfeer verandert, tot het niet langer gaat om de objectieve
informatie, maar om de uitstraling van de persoonlijkheid (die weer te
danken is aan de vonk die uit het publiek overspringt). Het heeft mij
altijd weer overrompeld en soms verbijsterd, hoe dankbaar ik overigens
ook mocht wezen voor zoveel warme aandacht. Ik houd niet van dat effect,
want het bewijst hoe kwetsbaar de mensen zijn in hun overgave.’
Ha, daar zit ik met mijn goeie
gedrag, een lezeres, vol adoratie, die op literaire wijze op haar plaats
wordt gezet.
Als ik ook maar één zinnetje
zou kunnen schrijven zoals zij... Stinkend jaloers kan ik worden op zo'n
geest en zo'n gave. Stinkend jaloers, maar ook verliefd. Genieten ga ik,
een heel boek lang.
Is er verder nog niemand in
Haasse begonnen?”
Het antwoord kwam:
“Nee, en ik was het niet van
plan ook, maar wat jij citeert is zó goed, dat ik snel op dit voornemen
terugkom. Wat Haasse voelt als een gevaar herken ik in de situatie die
ze noemt. Die kan trouwens ook ontstaan in een klas en tussen een jonge
moeder en haar kinderen, juist als ze liefdevol en geïnspireerd met ze
omgaat. Die macht enerzijds en die overgave aan de andere kant. Haasse
houdt niet van die ‘warme aandacht’ zegt ze, omdat ze beseft hoe
kwetsbaar de mensen zijn in hun overgave. Ik vind dat een treffende
opmerking, maar die kwetsbaarheid is er ook ten aanzien van mensen die
het heel wat minder goed voor hebben met hun publiek en die toch ook die
macht kunnen hebben door hun talent. Wat ellendig zou het zijn, als
iemand met haar integriteit dan maar zou afzien van die beïnvloeding.
En dan, mensen komen weer buiten,
mensen groeien op en die overgave is maar tijdelijk. Daar weten de
vroegere, prekende paters die hel en verdoemenis konden rondslingeren
van mee te praten.
Maar haar overweging blijft me
boeien en smaakt naar meer!”
En toen brak de grote stilte aan,
het bleef zo stil dat er rond de prijsuitreiking aan de auteur nog maar
eens een balletje werd opgegooid: Zijn er nog mensen het maandboek aan
het lezen... Dieptelood van de Herinnering van Hella Haasse...?
De stilte
doorbroken.
“Jazeker, ik ben het ook aan
het lezen! Maar het gaat langzaam. Tot nu toe lees ik elk hoofdstuk twee
keer. Ze kan erg mooi en meeslepend over haar jeugd vertellen, dat vond
ik altijd al en dat blijft onveranderd.
Net een heel filosofisch
hoofdstuk drie uit, dat gaat wel drie keer gelezen worden, het is
prachtig, je moet het echt goed tot je door laten dringen. Ik krijg het
niet in exact deze maand uit. Maar ik ga mijn best doen! Hieronder volgt
voor de geïnteresseerden wat ik voor mezelf al genoteerd had.
Hoofdstuk 1, genomen uit
‘Zelfportret als legkaart’, laat meteen Hella’s worsteling zien
met haar rol als vrouw en moeder, de alledaagse routineuze werkelijkheid,
en dat wat zij het liefste zou willen: zich ontwikkelen en een boek
schrijven over de mens in zijn geschiedenis, van de prehistorie tot in
het heden. Zij brengt haar idee over de alledaagse onvermijdelijke en
tijdrovende handelingen en bezigheden mooi onder woorden op bladzijde
13:
‘Steeds meer begin ik te
beseffen dat men, om dit een leven lang met onverflauwde toewijding en
innerlijke voldoening tot stand te brengen, moet beschikken over een
grote argeloosheid, een haast plantaardige sereniteit (mooi!) of een
uitzonderlijk sterk vermogen tot
zelfhandhaving-onder-alle-omstandigheden. Het rusteloze verstand, de
weetgierige en veroveringslustige geest verzetten zich van nature tegen
de remmende invloed die er uitgaat van dit eindeloos herhalen van
handelingen, die op zich zelf tot het uiterste toe vervolmaakt kunnen
worden, maar die nooit nieuwe perspectieven openen.’
Ook haar schrijvers-ideaal legt
zij hier neer: juist niet steeds verder van de mens en zijn
werkelijkheid vandaan gaan, maar de mens beschrijven in zijn eigen
werkelijkheid, op de plek waar hij staat, want: ‘Hij leeft vóór
alles in zijn lichaam.’
En:
‘De mens ten opzichte van wie
ik de meeste waarnemingsmogelijkheden bezit, ben ik zelf. De
werkelijkheden waar ik onophoudelijk mee geconfronteerd word, zijn mijn
eigen werkelijkheden. Waarom de verrekijker hanteren, wanneer de
onmiddellijke omgeving nog terra incognita blijkt te zijn? (blz.
22/23)’”
Meer Boekgrrls melden
zich:
“ik heb het gelezen en ben bezig met een samenvatting. Vind het
een heel bijzonder boek, waarin mooie beschrijvingen, filosofische
overdenkingen, politieke beschouwingen en wat dies meer zij elkaar
afwisselen. Een bijzonder inkijkje in het leven van een bijzondere vrouw.
Zag toevallig dit weekend een stukje interview met haar op Canvas. Wat
een levendigheid, zo wil ik ook graag 90 worden! Mijn verslag volgt,
maar wordt wel lang, het boek is dik en erg veelzijdig. ”
Dat vinden
wij helemaal niet erg.
De leesverslagen stimuleren het
ongeduld en dan valt het niet mee dat het boek niet meteen beschikbaar
is in de bibliotheek:
“wacht nog maar even met het verslag, want ik
wacht nog steeds totdat de bibliotheek het boek voor mij binnen heeft.
Ik verwacht het toch wel snel, het staat al meer dan een maand
gereserveerd... Wow, ik had nog niet echt een voorstelling van het boek,
maar word nu wel erg nieuwsgierig. Volgens mij ga ik het reuze
interessant vinden en echt genieten van wat ik lees!”
Anderen lezen in
concurrentie:
“Ik lees mee! Maar om-en-om met het boek voor mijn irl-leesclub
Narziss en Goldmund. En zo snel als het tweede leest, zo langzaam leest
het eerste, dus ik ben nog niet zo ver gevorderd. Haasse schrijft vol,
zonder overbodigheid en weet een prachtig beeld te schetsen van haar
jeugd en jonge-moederjaren. Bij de beschrijving van het zondagse diner
bij haar grootouders en de demente 'gravin' moest ik weer aan Hannekes
En anderen lezen
niet:
“Ik heb
terug gebracht, kon me er na drie hoofdstukken niet toe zetten om verder
te lezen....
Literatuur, lezer en criticus
Sommige passages gaven aanleiding
tot beschouwingen over de literatuur zelf, de lezer en de criticus.
“In Het dieptelood van de
Herinnering las ik de volgende vergelijking van literatuur en lectuur.
Misschien is het hier al voorbijgekomen, heb de discussie over
literatuur niet uitputtend gevolgd. Maar vind dit een mooi citaat,
ook wel een 'handleiding' voor mezelf om literatuur te 'schiften' van
ander leesmateriaal:
citaat
pagina 76/77 ..........’Het
boek als lectuur heeft overal en altijd een taak als ontspanning, om
feitenkennis te vergroten, als narcoticum, als middel om zowel door
lezen als door schrijven onbewust af te reageren of compensatie te
verkrijgen.
Het boek als literatuur heeft
alleen reden van bestaan in een wereld waar gedacht en bewust geleefd
wordt. Het goede boek, om die veel misbruikte term hier nog tot slot toe
te passen, schijnt mij dat boek dat, hoe dan ook, voor schrijver en
lezer beiden een stimulans is bij die innerlijke rijping van passief tot
actief leven.’
Over de functie van de lezer en
de criticus vond een boekgrrl de volgende overpeinzing van de
schrijfster in het tweede boek, hoofdstuk 3:
‘belangeloos toegewijd, grondig
en diepgaand lezen, met zo helder mogelijke blik het gelezene in het
bewustzijn brengen. De zin van het geschrevene is afhankelijk van de
lezer.’
“Het doet me denken aan de
uitspraak: de betekenis van een kunstwerk (dus ook een boek) ligt in de
perceptie van de beschouwer. Nu vraag ik mij af: Is dat een tijdgebonden
visie geweest of is dat een altijd geldend axioma?
Ik voel er zelf veel voor om dat
als een algemeen geldende regel te zien. Door de veelheid aan 'betekenissen'
die alle lezers/kijkers zelf geven, krijgt een boek/kunstwerk extra
dimensies.”
“Daar”, is de reactie, “is
weinig tegen in te brengen, lijkt me. Zonder beschouwer-lezer is een
kunstwerk-boek een dood ding; alle beschouwers-lezers halen het hunne
uit een kunstwerk-boek, dat kan niet anders. “
Een volgend citaat:
‘Het
boek als literatuur heeft alleen reden van bestaan in een wereld waar
gedacht en bewust geleefd wordt. Het goede boek, om die veel misbruikte
term hier nog tot slot toe te passen, schijnt mij dat boek dat, hoe dan
ook, voor schrijver en lezer beiden een stimulans is bij die innerlijke
rijping van passief tot actief leven.’
“Hoezeer beschrijft de Grande
Dame hier haar eigen manier van schrijven die ik zelf niet altijd even
spannend vind eerlijk gezegd, “ roept een boekgrrl uit, “terwijl ik
haar als vrouw, als wijs mens wel zeer hoog heb zitten.
Het 'goede boek' is misschien een
veiliger aanduiding dan 'literatuur', zo omzeil je de noodzaak om het
kunstaspect onder woorden te brengen. Want daar komt toch niemand uit.”
D
Dit kwam een boekgrrl zo bekend
voor dat zij googlede,
“en daar vond ik (zonder verder op de links te
klikken:
-
beauty is in the eye of the beholder
-
connectivity is in the eye of the beholder
-
democracy is in the eye of the beholder
-
best binoculars are in the eye of the beholder
-
en zelfs jihad is in the eye of
the beholder
Allemaal variaties op de bovenste,
een engels spreekwoord. Het lijkt me dat individualisme een vereiste is
voor je zo'n visie als maat neemt, en dat ergens tussen de middeleeuwen
en nu die omslag is gemaakt. En meer nu (post- hoe heet het ook alweer)
dan toen.“
Een hilarische reactie is het
gevolg, als net Pim Fortuyn tot grootste Nederlands is gekozen:
LOL, de
grootste Nederlander is in the eye of the beholder The ''best binoculars
are in the eye of the beholder'' is the best in the eye of this
beholder.
Dat riep vraagtekens op:
“Dat
is een lastige. Is Pim Fortuyn de grootste Nederlander omdat hij dat
gestemd is?
De zin die je voor jezelf aan een
kunstwerk, persoon, gebeurtenis of levensbeschouwing toekent, is toch
niet de zin die deze zaken in objectieve zin hebben?”
Het hield sommige Boekgrrls tot
diep in de nacht bezig:
“Kan niet slapen en Beauty is in the eye of
the beholder blijft in mijn hoofd rondtollen. Dacht dit: niemand Is mooi
of belangrijk, dat is geen eigenschap. Mensen vínden je mooi of
belangrijk. Dat is een door anderen toegekende waarde. In zo'n extreem
en idioot voorbeeld als de 'grootste Nederlander' wordt dat wel heel
duidelijk. Ik dacht ook aan een zonsopgang. Die zon gaat op, niet meer
en niet minder, de toeschouwer vindt dat een mooi verschijnsel. Als maar
véél toeschouwers hetzelfde vinden lijkt het bijna objectief. Maar dan
nog blijft het een oordeel, gevormd door anderen, door beholders.”
Reactie:
“Ik kreeg trouwens de
indruk dat Hella Haasse vooral geïnteresseerd is in de subjectieve zin
van datgene wat ze tegenkomt, en wel de zin daarvan voor wat zij ziet
als haar persoonlijke ontwikkeling, de bijdrage die erdoor aan de door
haar gewenste opwaartse spiraal wordt geleverd. Een spiraal die naar
haar mening niet tot een hemel of heilstaat leidt: de ontwikkeling zelf
is het heil.”
Een ander gaat daar op verder:
“Zo vatte ik ook haar onderscheid op tussen lectuur en literatuur.
Niet als een sluitende definitie van literatuur, maar als een ontdekking
wat voor haar het verschil is. Een narcoticum of iets wat haar verheft.
“
“Bewustwording noemde zij in
een van jullie citaten ook een ideaal. Dat is voor deze beholder een
aantrekkelijker ideaal dan dat gespiraal. Rustiger. Zien wat er is.
Voelen wat er gevoeld kan worden. De mogelijkheden zien. De
onmogelijkheden ook. Waarschijnlijk kun je dan ook heerlijk slapen;-)”
Over de schijnbare objectiviteit
van de zonsopgang:
“Dat is waar. Wat literatuur wordt genoemd, is
natuurlijk heel lang een set van afspraken geweest. Wanneer je geen
eenheid van tijd, plaats en handeling had, was een toneelstuk
bijvoorbeeld bij voorbaat al afgeschreven. Waarna een toneelstuk mensen
ineens verraste door deze regels te laten voor wat ze waren, en toch te
stáan.
De discussie over een
gemeenschappelijke set waarden of criteria waaraan je kwaliteit kan
afmeten, raakte me afgelopen week niet alleen door de verkiezing van de
Grootste Nederlander, maar ook doordat een prachtig concert waar
ik als toehoorder was geweest, de grond in werd geschreven door een
criticus.
Behoorlijk venijnig zelfs. Je
kunt op grond van het "over smaak valt niet te twisten"
iemands inspanningen volledig afbranden, ook wanneer er door andere
geoefende oren (in dit geval dan) een veel genuanceerder beeld wordt
geschetst. Dat staat me zo tegen. Ik krijg de indruk dat er veel kift is
in de kunsten.
Maar om even op de zon terug te
komen: soms lees je iets waarvan je het gevoel hebt -tja, daar gaan we
weer ;-) dat het boek er _is_, ongeacht de lezer. Op zichzelf genoeg als
de zon. Dat kan je dan even de adem benemen.”
Het noodde ook tot het vinden van
toepasselijke poëzie, een fragment uit No Problemo van Hans Verhagen:
Het is helemaal aan u
of liefde, ziel en geest bestaan
of niet bestaan.
Het probleem dat je ze niet ziet,
is het probleem (dus) niet.
Zelfs als je helemaal niets ziet,
ook god niet.
Die heeft geen verstand van
problematiek.
Die geeft u wat u ziet, of niet."
Leesverslag der verslagen
Boekgrrl Agnes bood een prachtig
en compleet leesverslag.
“Ter gelegenheid van haar 85e
verjaardag heeft Hella S. Haasse vier autobiografische geschriften in
een bundel bij elkaar gebracht. De teksten werden eerder los van elkaar
gepubliceerd, in de jaren 1954 (Zelfportret als legkaart), 1967 (Persoonsbewijs),
1970 (Krassen op een rots) en 1993 (Een handvol achtergrond). Nu de
teksten zijn samengebracht ontstaat er een caleidoscopisch beeld van de
schrijfster en de werelden waarin zij leefde en nog altijd leeft.
Hella Haasse schrijft over haar
drijfveren, de indrukken die ze opdeed als kind in Indië en in Holland,
over de boeken die ze als meisje las, haar keuze voor de toneelschool,
de oorlogsjaren die zij als student in Nederland doorbracht, ver van
haar familie in Indië, haar bestaan als echtenoot en moeder, haar
ontdekking weer te willen geven wat ze aan indrukken had opgedaan en de
roman als passende vorm. Ze keert een aantal malen naar Indonesië terug
en slaagt er uiteindelijk in om de betekenis van haar Indische
achtergrond te kennen en zich opnieuw tot haar geboorteland te verhouden.
Hella Haasse maakt gebruik van al haar zintuigen, neemt intens waar wat
om haar heen is en onderzoekt ook haar innerlijke wereld. Verwerkt en
brengt onder woorden.
Hella S. Haasse schrijft dat ze
als kind zintuiglijk en emotioneel overgevoelig was. Ze was in beslag
genomen door het waarnemen van en het reageren op de buitenwereld.
Daarbij was er geen kern, geen lijn, geen duidelijk 'zelf'. Dit maakte
het haar mogelijk om op het toneel iedere keer in de huid van iemand
anders te kruipen. De poëzie hielp haar om de chaos van gevoelens, al
het onbeheerste en ongevormde zélf onder woorden te brengen. Het was de
roman die voor haar de uitdrukkingsvorm bij voorkeur werd. ‘Het gaat
er niet om lichaam, stem en energie te lenen aan bestaande maskers en
die tot personen te maken, het gaat erom, die personen, dat wil zeggen
die mogelijkheden van het eigen 'zelf', te concipiëren, als enkelingen
én als onderdelen van een groot geheel; hun rol en functie door het
proces van onder woorden brengen duidelijk te maken, niet alleen voor de
lezers, maar ook voor mijzelf. Ik zet geen maskers op, ik pel maskers af.’
‘Door het onder woorden brengen
heeft er tevens een bewustwordingsproces plaats. De nog ongevormde,
chaotische indrukken en ervaringen worden in de vorm waarin ze door het
leven worden aangeboden (eigenlijk een niet-vorm) blijkbaar niet
aanvaard en verwerkt. Ze zinken als het ware weg, maar onder invloed van
een voortdurend gevoel van onvrede, onvervuldheid, onbevredigdheid, uit
een drang tot ordenen die men zich niet of maar half bewust is, uit een
behoefte het wezenlijke te onderscheiden, wordt er een keuze gemaakt uit
dat weggezonken materiaal. Die elementen ervan, die ervaren worden als
veelbetekenend, moeten naar de oppervlakte, willen gestalte aannemen. In
mijn geval is het, geloof ik, zó, dat rondom die elementen romans en
verhalen ontstaan; wanneer zij aan vormgeving toe zijn, of liever,
wanneer ik er rijp voor ben om aan die elementen een vorm te geven, word
ik geobsedeerd door bepaalde problemen, menselijke figuren, karakters,
conflicten, gebeurtenissen (waarvan ik dan in heden of verleden
voortdurend allerlei voorbeelden vind), die mij de gelegenheid bieden om
wat mij eigenlijk tot schrijven prikkelt te verbeelden. In dat stadium
ben ik mij alleen bewust van het materiaal-aan-de-oppervlakte, van dat 'verhaal',
die 'plot', die karakters, en niet van wat er in de diepte stuwt om
boven te komen, uitgedrukt te worden. Dat wordt mij geleidelijk
duidelijker, naarmate ik met het schrijven zelf vorder; pas veel later,
dikwijls als een boek al voltooid is, vermoed ik wat ik eigenlijk heb
bedoeld. Het gecompliceerde van het romanschrijven zit hem vooral hierin,
dat de schrijver werkt met tot op zekere hoogte onbekende factoren.’
De vier samengevoegde
autobiografische teksten bestrijken een groot deel van het leven van de
schrijfster. Hella Haasse geeft ons inzicht in zowel haar 'onbewuste'
waarnemingen als kind, haar persoonlijke ontwikkeling, de bewustwording
van een aantal 'patronen' in haar leven, de relaties tussen haar romans
en haar persoonlijk leven, als de meer bewuste beschouwingen op latere
leeftijd over de betekenis van haar Indische achtergrond voor haar
ontwikkeling als schrijfster.
Over dit laatste schrijft ze:
‘aan het groen van Java ontkomt men nergens; heel die, niet door
seizoenen beheerste natuur, waar sterven en dood aspecten van welig,
krioelend leven zijn: dat alles ligt onmiddellijk in het verlengde van
de woonruimte, die in zijn oorsprong slechts afdak is. Er bestaat
eigenlijk alleen maar buiten. (Als er geen wezenlijk verschil ervaren
wordt tussen de natuur buiten en het bestaan binnen, heeft dat geloof ik
een ingrijpende invloed op het bewustzijn. (...) Ik ben ervan overtuigd
dat die invloed in iedere schrijver die hem ooit onderging beslissend is
geweest voor de manier waarop de werkelijkheid wordt ervaren, en- ook
wanneer "Indië" of het "Indische" niet het
onderwerp van het geschrevene is- toch de keuze van het onderwerp en
altijd de benadering daarvan bepaalt.’
‘Altijd heb ik de neiging gehad
een zo groot mogelijk aantal van de meest uiteenlopende gegevens in één
verband onder te brengen; niets schenkt me een zo intens gevoel van
innerlijke bevrediging als het herkennen en vervolgens onder woorden
brengen van een heel complex van waarnemingen, ervaringen, indrukken,
gedachten, verzinsels. Als vanzelf wordt zo een compositie dan ook qua
vorm een samenstel van ongelijksoortige elementen: brokjes fictie,
beschouwingen, verslag, flash-back. Vaak vullen in een batik
geometrische figuren en gestileerde plant- en bloemenmotieven de
beschikbare ruimte aan de randen van de stof, in dichte wemeling. 'Parang
Sawat' heet zo'n typisch Javaans batikpatroon dat volgens de deskundigen
(...) 'ons plaatst voor een waar Knibbenspel van beteekenis'. Wie mijn
werk kent zal misschien- hoop ik- ontdekken dat de lust tot 'Parang
Sawat' mijn Indisch erfdeel is.’
Hella Haasse weet doorzichtig te
maken wat aanvankelijk duister lijkt. In het laatste deel van haar
bundel brengt ze een, ook voor haarzelf tot dan toe, verborgen betekenis
van haar debuutroman 'Oeroeg' aan de oppervlakte.
De cirkel lijkt rond te zijn.
Hella Haasse toont aan dat haar zienswijze is gebaseerd op waarheid en
bestaat uit wijsheid.”
Het verslag besluit met citaten:
‘Wanneer ik het dieptelood van
de herinnering neerlaat, wat peil ik dan?’
‘De kleden van grootmoeder, al
die bonte bloemen in kruissteek, die franjes en randen, de gehaakte
sterren, het klimwerk en wat al niet, schenen mij geladen met de kracht
van ontelbaar verzwegen gedachten.’
De bijval voor het verslag is
groot:
“oh, wat een mooi en vrijwel volledig verslag. Ik ga gauw
doorlezen.
Heb met zoveel plezier (en
herkenning) gelezen over de dromende en fantaserende kleine Hella (blz.
46). Als kind met zo'n neiging is het moeilijk leven tussen doodnuchtere
Hollanders. “
Dat roept een vraag op:
“Heb
jij een zelf een Indonesische achtergrond? Lijkt me een lastig te
overbruggen tegenstelling. Mijn ex-schoonvader heeft ook een Indische
achtergrond, vergelijkbaar met die van Hella Haasse (hoewel hij tijdens
de oorlog als jongen in het kamp zat). Hij heeft een bedoening om zijn
Nederlandse huis die op mij on-Hollands overkomt. Lekker rommelig, van
alles wat, kleurrijk, altijd goed. Kan genieten van die sfeer, die ons 'keurige'
calvinisme prettig doorbreekt.
“Wat een duidelijk verslag.
Zelf worstel ik nog met het boek en kan minder goed inzichtelijk krijgen
wat de samenhang is in het geheel van het boek. Maar zoals jij het
beschrijft maakt het veel duidelijk.”
“De verhalen en beschouwingen
over de ontwikkeling van het naoorlogse Indonesië tot wat het geworden
is zeggen mij niet zoveel omdat ik geen enkele affiniteit heb met die
cultuur, maar ze zetten me wel aan het denken.( Ik heb wel enkele keren
de Max Havelaar gelezen, maar daarmee houdt het op). Ik vind die
gedeelten moeilijker te lezen dan de verhalende en filosofische
hoofdstukken van het boek. Ze hebben wél een duidelijke functie, en ik
vind het bijzonder boeiend om te lezen, temeer omdat de schrijfster toch
een enorm deel van de vorige eeuw in een heel persoonlijk historisch
perspectief zet. “
“Al met al maakt het lezen van
dit boek mij toch wel nieuwsgierig naar het andere werk van Haasse, dit
is het eerste wat ik van haar las.”
Er zijn ook andere geluiden.
‘Ik stop met Haasse. Blijf steken in deel twee - Persoonsbewijs. Op 't
moment dat ze begint te vertellen over haar historische romans. Het
voelt heel weinig respectvol, moet ik zeggen. Maar 't zit zo. Ben geen
Haasse-kenner; sterker - ik las zeer weinig van haar. (Ja, foei, ik weet
't) En nou vind 'k 't eigenlijk behoorlijk nosey en weinig zinvol
om die autobiografische verhalen te lezen. Ze verwijzen voor mij niet
naar haar fictie. En dat zou eigenlijk moeten, vind ik. Deel een (Zelfportret
als Legkaart) heb 'k zeker
geboeid gelezen. Behalve de essays - daar vloog ik min of meer overheen
- onthou ik toch niet. Haasse formuleert natuurlijk prachtig. Mooi,
evenwichtig proza. Een beetje koel misschien. Nee, geen goed woord - 'gedragen'?
Niet flitsend in elk geval. Niet emotioneel. Niet 'spannend'.
Ik las (VK) over een overeenkomst tussen haar stijl en die van Nadime
Gordimer, ook geen 'kleintje' - Nobelprijs! En in VN: " Iemand met
een warm hart en een koele pen". Nou ja, ik heb geen recht tot
oordelen. Ga nou eindelijk es een historische roman van haar lezen.”
En nog iemand:
“Nou, ik moet
het maar bekennen: ik heb dit boek afgelopen weekend teruggebracht naar
de bieb, na er nog geen 60 bladzijden van gelezen te hebben. Ik kwam er
werkelijk niet doorheen. Het eerste verhaal vond ik ergerlijk, daarna
viel het wel mee, maar ja, al die herinneringen, het zei me gewoon niet
veel. Op de blurb van het boek stond dat het heel interessant was voor
iedereen die geïnteresseerd is in het leven en werk van Haasse. Nou,
dat ben ik dus kennelijk niet. De stukken over haar werk had ik nog wel
willen proberen, maar helaas pindakaas, geen enkel stuk had een titel,
dus welke stukken daar over gingen, daar kwam ik niet achter. En ik heb
niet zo veel van Haasse gelezen, en ook niet met zoveel bewondering, dat
ik benieuwd genoeg ben naar haar leven om al deze losse stukken zonder
richting tot me te nemen. Ik heb me dus maar weer eens op een
Nobelprijswinnaar gestort.
Als afsluiting kwam er nog een
fraai leesverslag van Bernique:
“Op ruim driekwart van het boek
gekomen ga ik vast wat gedachten onder woorden proberen te brengen.
Boeiend en vlot geschreven vind ik de gedeelten waar Hella schrijft over
haar jeugd. Veel had ik daarover al gelezen, maar veel blijkt ook
weggezakt te zijn. Het is ongelooflijk dat ze zich zoveel weet te
herinneren, geuren en kleuren, ervaringen en impressies weet op te
roepen en ontwikkelingen in zichzelf weet te duiden. Ik zou dat voor
mezelf in de verste verte niet klaarspelen! Dat haar jeugd, in twee
landen en twee culturen doorgebracht, zo uitgebreid aan de orde komt
klopt aan de ene kant, omdat die onmisbaar is voor haar hele
schrijverschap, en klopt ook weer niet, omdat de andere kanten van
ditzelfde schrijverschap zo anders beschreven worden. Ik vind het een
verbrokkeld geheel. Natuurlijk is het een compilatie uit verschillende
autobiografische werken van Haasse, uitgezocht op de rode draad met haar
schrijverschap, en daardoor onvermijdelijk, maar het effect op mij is
dat ik het moeilijk lezen vind. Hele delen lees ik als een trein, door
hele delen worstel ik mij heen. Sommige van haar filosofieën vind ik
uitermate interessant en spreken mij ook aan, bijvoorbeeld waar ze het
heeft over horizontaliteit en verticaliteit in de menselijke
ontwikkeling, of het verschil tussen lectuur en literatuur. En voor het
eerst heb ik goed begrepen wat Forum inhield en de rol van Ter Braak en
Du Perron! Het gedeelte uit "Persoonsbewijs", waar zij
inhoudelijk dieper ingaat op verschillende van haar boeken, heb ik
verslonden. Maar haar verhandelingen over De (Historische) Roman, of de
literatuurkritiek (hoofdstuk 9), zijn daarentegen voor mij te
specialistisch en weinig boeiend. Het gedeelte uit "Krassen op een
rots" over haar reis door Indonesië, later, de geschiedenis van
het land, de religie, Soekarno en Suharto, vind ik gortdroog. Ik kwam er
moeilijk doorheen. Een verademing was daarna het verhaal van Egbert!
Als ik ergens van doordrongen ben
geraakt door dit boek, dan is het dat haar eigen scherp ingestelde
zintuiglijke waarneming en het (blijven) staan in de eigen werkelijkheid
voor Haasse de basisvoorwaarden zijn voor haar schrijverschap. “
Er was nog een slotvraag, waar
helaas niemand antwoord op gaf:
“Erg mooi vind ik het verhaal "De
Lidah Boeaja (blz. 191), maar... kan iemand mij misschien vertellen waaróm
dit verhaal er tussen staat? Heb ik iets gemist?”
Het dieptelood van de herinnering.
We lazen het in een maand waarin Haasse zelf geëerd werd, Nederland de
grootste Nederlander aller tijden koos en een man werd neergestoken om
zijn grote mond:
“Wat vonden jullie trouwens van
haar visie op de ontwikkeling van de islam in Indonesië? Ik was er net
aan toe in de week dat Theo van Gogh werd omgebracht. Wat ze beschreef
werd er extra door benadrukt. “
Zo verweeft de geschiedenis van
een schrijfster zich met de actualiteit.
yvonnep