Woensdag Gedichtdag: 1 juni 2005 
Hans Mirck:
Onder een blauwe vlag met heel veel sterren
Esther Jansma: Modernisme



Tsja omdat het 1 juni is ontkom ik bijna niet aan een Europa-gedicht.

Hanz Mirck schreef op 17 mei jl. dit gedicht voor 'De Ochtenden' een programma van de VPRO dat iedere dinsdag, na negen uur, 'Het Actualiteitsgedicht' uitzendt van de dichters Hanz Mirck of Ruben van Gogh.

Onder een blauwe vlag met heel veel sterren

Kon niet slapen meer vannacht. Op mijn tafel een onbegrijpelijk gedicht:
Grondwet van Europa. Een parlement als los zand - fijn stof in ons
gezicht, dat met de munt die me armer maakte, tegen mijn zin campagne
voert om een grondwet waar ik voor moet zijn.

Wat moet dat met mijn mening? Ik deed geen oog meer dicht.
Ineens twee mannen in mijn kamer, Lenin bij mijn bed:
Gaat u de Sovietunie nu echt opnieuw uitvinden? Kameraad
geef me een wodka. En Trotsky bij de deur: Wat een natie!

Die surroundsoundhomecinema's klinken levensechter
dan op het veld. Wie zwaait er nog met vlaggen bij voetbal,
pinkpopopconcert, demonstratie? In een woonkamer

vlagt men niet maar heeft uit de magnetron liever
een voorgebakken mislukking dan een echte
Geef mij ook een wodka! Ik kon niet slapen meer vannacht.

 

Maar eigenlijk wilde ik jullie trakteren op een gedicht van een 
dichteres waar ik al een tijd veel plezier aan beleef: Esther Jansma

Esther Jansma is geboren in 1958, archeologe en dichteres.
Van haar verschenen de bundels:

  • Stem onder mijn bed
  • Bloem, steen (waarin vooral de dood van haar kind een grote rol speelt). Herman de Coninck schreef dat Jansma een ontroerende, voldoende ingehouden, voldoende uitgehouden bundel heeft geschreven.
  • Hier is de tijd - Waaigat, waarin ze wat loskomt van het autobiografische en waaruit ik het volgende gedicht heb gekozen


Modernisme

Dit, glazen tanden uit een onderkaak,
helblauw verhemelte waaruit de zon,
die ronde god van goud, zijn speeksel
groen tot daktuinen en parklandschappen
druipen laat, dit is de ideale stad.

Het is hier vroeg in de middag.
We zitten allemaal achter het stuur
en rijden voortdurend zachtjes juichend
naar huis over wegen als glijbanen.
Gelijk engelen in een luchthaven zijn we,

lichter dan adem, onbewust van techniek
als de eenhoorn die het tienjarig maagdje
nadert: glimp tussen stralende vlakken
van beton, gelenigde honger naar
gaaf zijn, volmaaktheid. Hij neigt

naar haar schoot zoals wij ons voegen
in de volgende rijstrook, bevend,
hulpeloos van liefde voor de choreografie
die zij, de bijna ingerichte,
niet-begrijpend uitvoert, feilloos.



Ik vind het een prachtig beeld geven van het moderne leven, de 
(niet)vanzelfsprekendheid van onze 'verworvenheden'. 

 

> Maar eigenlijk wilde ik jullie trakteren op een gedicht van een
> dichteres waar ik al een tijd veel plezier aan beleef: Esther Jansma

Wat een pracht van een aflevering heb je gemaakt. Ik heb op Esther
Jansma gestemd bij de verkiezing van Dichter(es) des Vaderlands en het
gedicht dat jij koos laat zien hoe jammer het is dat niet meer mensen dat
hebben gedaan.

> Gelijk engelen in een luchthaven zijn we,
>
> lichter dan adem, onbewust van techniek
> als de eenhoorn die het tienjarig maagdje
> nadert: glimp tussen stralende vlakken
> van beton, gelenigde honger naar
> gaaf zijn, volmaaktheid.

Jansma gebruikt hier een klassieke stijlfiguur als de vergelijking op een
bijna archaïsche manier ('Gelijk.... zijn we') en past die toe op een
hedendaagse situatie. De keuze van de eenhoorn, het mysterieuze fabeldier, als metafoor voor het gedachteloze handelen van de mens: het loopt allemaal zo soepel en quasi-vanzelfsprekend dat je bijna zou vergeten op te merken dat de dichteres ondertussen een paar doffe dreunen uitdeelt ;-)

Iedereen die vandaag een stemhokje zal betreden veel wijsheid toegewenst.

Wat een gesmul zo, twee gedichten op 1 dag. En zo verschillend ook!

Het gedicht over Europa, tja, de vergelijking met Sovietunie vind ik persoonlijk ongelofelijke onzin. Dus de inhoud van het gedicht sluit niet zo aan bij mijn belevingswereld. Maar de taal die Mirck gebruikt, deed me wel weer glimlachen. Het niet kunnen slapen, heen- en weergeslingerd worden, is herkenbaar. Niet dat ik wakker lig, hoor, maar ik ben nog nooit zwevend geweest. Rare gewaarwording. En de Wodka, ik moest gelijk denken aan een liedje dat bij mijn kinderen (ze zitten op een zgn 'wereldschool' met veel aandacht voor andere culturen) leerden: 'Kom Iwanowitsj', waarin ook kameraden werden aangemoedigd wodka tot zich te nemen.

Maar nu over naar Esther Jansma. Voor mij als niet zo ingevoerd in de (moderne) dichtkunst een zeer geslaagde kennismaking. Je ziet de skyline van New York om maar een stad te noemen met veel glimmende hoogbouw voor je (mooi gekozen, die glazen tanden). Ook het opvangen van de glimp van de eenhoorn tussen de straten als glijbanen vind ik prachtig. Dit is er
eentje om regelmatig terug te lezen. 

En nu ga ik aan het werk, althans een poging doen want de server aldaar
ligt plat, dus ik moet het ouderwets doen met wat ik toevallig op papier
bij me heb. Hoe afhankelijk we toch eigenlijk worden van en hoe
vanzelfsprekend we de digitale snelweg toch eigenlijk vinden! Over
modernisme gesproken :-)

Dank je voor deze vandaag zo toepasselijke contemplaties....allebei

 

Wat is dat leuk, die woensdag gedichtdag!
Woensdag is mijn vrije dag en die begin ik vaak achter mijn p.c.en dit is dan wel een heel goed begin! Ik ken Jansma nog niet, vind het zo op het eerste oog een mooi gedicht. Bij mij moeten gedichten altijd wel even zakken of indalen.

ok dan een extraatje ook van hieruit voor Woensdag Gedichtdag. Omdat Edith, onze 'huisdichter' pas jarig was. Ik pik haar gedicht uit het bundeltje dat ze met een aantal andere bevriende dichters samenstelde ter ere van haar 60e verjaardag.

STRAAT

De Mient verbindt mijn oma's met elkaar.
Die van de Appelstraat, de kleine droge
die vroeger dameshoeden heeft gemaakt
en de Laurierstraatoma. Felle ogen

heeft die. De straat hoort bij haar,
rommelig en donker.
Er hangt daar dreiging in de lucht.
Ik zit te wachten op de donder-

slag die elk moment kan komen.
Mijn ijle dromen kunnen er
niet zijn, wel in de Appelstraat,
die lichter is en ruimer. Kind van elf

speelt schooltje, droomt zich leerlingen.
Meisje van veertien een echtgenoot
die elke avond vrolijk thuiskomt.
(de populairste jongen van de school)

De Mient. Winkels, huizen en een kerkhof,
schooltuintjes, bibliotheek.
Heel het leven in een lange rechte straat,
saai op het oog, maar waar ik keek

wachtten de verhalen.
Cellolessen, de vertaalster Frans:
als je groot was, kon je alles doen
en niemand die je baas nog was.

En nu. De oma's hebben elkaar geovnden,
tegenpolen samen op _een_ kerkhof;
geen hoefde ver van huis.
Ik maak er soms een om-

metje. De Mient is niet veranderd.
De plantenman verkoopt cd's,
de cellolessen worden nog gegeven.
Ik ben al heel lang groot geweest.

Edith de Gilde

Poef, net na Jansma? Steekt wel een beetje bleekjes af... Enfin, ieder dicht met het bekje dat haar gegeven is ;-)
(evengoed wel lief van je)

mooi gedicht Irene, met mysterieuze kantjes. Kunnen jullie ''de bijna  ingerichte'' plaatsen? 

Ik heb het idee dat Jansma hier teruggrijpt naar 'de ideale stad' uit de eerste strofe. Zoals de eenhoorn de maagd benadert, zo naderen de mensen in hun auto's de bijna ingerichte stad. Alles is zoals het wezen moet - bijna.

Ah, dat zou misschien kunnen ja. Vind alleen ''de bijna ingerichte'' voor een tienjarig maagdje niet zo'n fraai beeld. De klank van ingericht is al evenmin prettig, maar wel een intrigerend gedicht.

Ik hikte er ook even tegenaan, maar 'ingerichte' slaat niet terug op 'maagdje', al wordt 'de bijna ingerichte' (stad) wel met een maagdje vergeleken, of, juister gezegd: 'wij' (de mensen) worden, zoals we in onze auto's de stad naderen, vergeleken met een eenhoorn die een maagdje nadert (even onbewust, even instinctief). Ik bedacht intussen dat 'ingerichte' ook de betekenisassociatie 'inrichting' in zich draagt, een woord met meer betekenissen, en dat die dubbele betekenis misschien wel ergens op de achtergrond meespeelt.


zoals wij ons voegen
in de volgende rijstrook, bevend,
hulpeloos van liefde voor de choreografie
die zij, de bijna ingerichte,
niet-begrijpend uitvoert, feilloos.

Jij gaat er dus van uit dat de stad uit de eerste strofe de zij is? De stad voert de choreografie uit? Ik zie eventueel nog wel de auto dansen over de wegen, die beweegt zich in ieder geval, maar de stad?


Hanz Mirck weblog

Esther Jansma 

VPRO / De ochtenden

Index Woensdag Gedichtdag

Boekgrrls

Laatste keer bijgewerkt: 05/06/05  Eisjen

Terug naar top pagina