Kort na elkaar verschenen er dit jaar twee boeken van de Tsjechische
schrijver Jiří Weil (1900 - 1959). Uitgeverij Cossee publiceerde de
Nederlandse vertaling van de in 1960 postuum uitgegeven roman Mendelssohn
op het dak en uitgeverij Van Gennep bracht voor de tweede keer Leven
met de ster uit, eerder in 1989 verschenen onder de titel De
ster van Josef Roubíček. Dat het werk van Jiří Weil opnieuw in de
belangstelling staat is mede te danken aan Laurent Binet, die in zijn
boek HhhH (Himlers hersens heten Heydrich) zijn grote waardering
uitspreekt voor deze schrijver.
Leven met de Ster
Jiří Weil overleefde de Duitse bezetting door zelfmoord
te fingeren en onder te duiken. In zijn
in 1949 verschenenen roman Leven met
de ster beschrijft Weil zijn ervaringen voor zijn onderduik als
Joodse inwoner van het bezette Praag tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Op een armzalig zolderkamertje probeert de voormalig bankbediende Josef
Roubíček de Praagse bezetting te overleven door zo weinig mogelijk op
te vallen. Enige ervaring kan hem niet ontzegd worden na een ellendige
jeugd bij een oom en tante waar hij, net als nu, ongewenst was. Terwijl
de Duisters een begin maken met het inventariseren van Joodse
bezittingen gebruikt hij zijn laatste meubelen als brandhout voor zijn
potkacheltje, de rest heeft hij vernielt, want 'die lui' zullen niets
van hem krijgen. Het is één van de dingen die opvallen in deze roman,
nergens wordt er over nazi's of Duitsers gesproken, net zo min als dat
het vernietigingskamp Theresienstadt bij naam genoemd wordt of de
Radiomarkt waar de Joden voor transport naar toe werden gedreven. Het
zijn 'die lui' of 'de man die zo graag een uniform draagt', 'het
Oosten' en' het circus'. Zo lijken de verschrikkingen die gaandeweg
steeds duidelijker worden minder groot. De Joodse bevolking mag niet
meer door bepaalde straten lopen, alleen op vastgestelde tijden eten
kopen, ze moeten een ster dragen en mogen alleen in bepaalde gedeeltes
van de tram zitten. En ook dat wordt later niet meer toegestaan. Zijn
luchtig klinkend commentaar op wat er om hem heen gebeurt levert hij in
'gesprekken' met zijn afwezige vriendin Růžena, de aanloppkater Thomas
en met zijn collega's op de Joodse begraafplaats waar hij tewerkgesteld
is. De zelf gekweekte groenten zijn een welkome aanvulling op zijn
karig rantsoen, waarmee hij zijn honger al lang niet meer kan stillen.
Ondertussen worden er steeds meer Joden uit hun huizen verjaagd en ook
Roubíček wacht ogenschijnlijk gelaten op het moment dat hij zich moet
melden. Het ironische is misschien wel dat zijn oproep zo lang op
zich laat wachten dat hij langzaamaan ook zelf gaat geloven dat ze
hem vergeten zijn.
Leven met de ster is een opmerkelijke roman, waarin Jiří Weil de
onmenselijke omstandigheden beschrijft waaronder de Praagse Joden
tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben moeten leven. Het meest
boosaardige blijft voor mij toch wel het onvoorstelbare feit dat de
Joden gedwongen werden aan hun eigen vernietiging mee te werken. Toch
wordt al deze ellende niet in gruwelijke scènes beschreven, maar
opgetekend door een schlemiel in de traditie van 'De brave soldaat
Schweik'. Dat maakt dat je tijdens het lezen wel moet glimlachen ook al
valt er als je het goed tot je laat doordringen helemaal niets te
lachen. Razend knap om zo kort na de oorlog op deze manier over de
doorstane ellende te schrijven. Dat vonden de autoriteiten in het
communistische Tsjecho-Slowakije niet, het boek kreeg een
publicatieverbod en Weil werd in de jaren 50 uit de Schrijversbond
gezet. Aan het eind van zijn leven werd hij gerehabiliteerd.
Mendelssohn op het dak
Deze roman van de Tsjechische auteur Weil (1900 - 1959) verscheen
postuum. Zijn werk werd wel eerder in 't Engels vertaald, maar deze
Nederlandse vertaling door Kees Mercks, kwam tot stand na en door het
grote succes van Binets boek
HhhH uit 2009. ' Ik las een geniale roman ...', schrijft hij
ergens.
De Joodse Weil, inwoner van Praag, zat gedurende de oorlog in de stad
ondergedoken na een gefingeerde zelfmoord in de Moldau. Overigens is
'de rivier' een constante, rustgevende aanwezige in deze roman.
Praag, WO II. Tsjechië is als protectoraat ingelijfd bij 'het rijk',
zoals Duitsland in dit boek wordt genoemd. Hoogste toezichthouder:
Heydrich. Een meedogenloos heerschap, met als geheime opdracht: de
Endlösung. Maar hij is ook een muziekliefhebber. En daarmee begint deze
roman. Na een concert (Don Giovanni, Mozart) ontwaart hij tussen de
beelden op het dak van het concertgebouw (Het Huis van de Duitse
Kunst!) een beeld van Mendelssohn, een Joodse componist! Dat beeld moet
neer, ogenblikkelijk. Het bevel daartoe gaat uit.
Volgt een een bijna absurdistisch verhaal. Twee Tsjechische arbeiders
gaan olv een SS'er op pad. Maar welk beeld is Mendelssohn? De SS'er,
die een cursus wereldorientatie heeft gevolgd, weet het: die met de
grootste neus! Er wordt gemeten en bijna gaat Hitlers favoriete Wagner
tegen de vlakte! Een
deskundige wordt ingeschakeld, een Joodse talmoed-geleerde. Maar ook
hij kent de beeltenis van Mendelssohn niet (gij zult u geen gesneden
beeld ...) Rond pg.100 gaat het beeld eindelijk neer (de hand brak af,
historisch) na hulp van de buurvrouw van de vrouw van.....
En zo wordt deze roman het verhaal van de moord op een beeld. En niet
alleen op Mendelssohn, maar op talloze beelden en symbolen van het
Joodse leven. En op het geroofde interieur uit al die leegkomende
Joodse huizen. Dat kwam terecht in een depot, waar opkopers hun slag
konden slaan. En waar soms een
onverkoopbaar beeld, Vrouwe Justitia, aan gruis werd geslagen. En wie
dienden als sjouwers, verhuizers etc? Natuurlijk - joodse mensen, tot
er niets meer te sjouwen viel.
Illustratief is het lot van de eerder genoemde talmoed-geleerde. Hij is
ingezet als beheerder van het Joods Museum. Bedoeld om t.z.t. als er
van geen joden meer sprake zou zijn, een beeld te geven van het leven
van deze mensensoort, de Untermenschen. Zo wordt er dus een
seidermaaltijd van papier-maché vervaardigd en decoratief-belicht
geinstalleerd. (De decorontwerper van dienst zal in Theresienstadt een
galg voor twee personen moeten ontwerpen.) De geleerde zondigt tegen al
zijn regels, maar zijn
functie zal weldra overbodig zijn. 'Op een dag werden de transporten
gestaakt. Het contingent was uitgeput'. Hij vertrekt met een van de
laatste treinen.
Weil heeft er in deze roman voor gekozen het accent te leggen op de
ondergang van Joodse symbolen. De geintroduceerde personages, die wel
met name worden genoemd, lijken vooral pionnen. Tijdelijk nuttig. En
Heydrich? Na de val van Mendelssohn wordt in enkele pagina's ook zijn
val beschreven.
De coupe-plegers krijgen geen naam. En op de daarop gevolgde
wraakpartijen wordt slechts kort gezinspeeld.
Weils benadering van zijn onderwerp heeft natuurlijk konsekwenties voor
zijn stijlkeuze. Die is ogenschijnlijk lakoniek-beschrijvend.
Sentimenten en haatgevoelens worden vermeden. Duitsland is 'het rijk',
duitsers zijn 'die lui van daarginds', de kampen bevinden zich in 'het
oosten' en ook 'de
vestingstad' Theresienstadt wordt niet bij name genoemd.
Maar soms lees je dan: 'Achter de verduisterde ramen zaten mensen en
wanneer de Dood langsmarcheerde, deden ze gauw de lampen aan en lazen
de woorden van dichters'.
Janneke en Mart
|
Jiří Weil
Een jonge Jiri Weil
auteursportret
|