'Mijn favoriete bloemenkoning op genoemde markt had even
uitmuntende als laag geprijsde anjers die zo vers waren dat ze het
in een koel vertrek bijna veertien dagen uithielden. Geld voor een
dode uitgeven was goed, maar geld in het water gooien daar had
niemand iets aan.'
'Het was een gezin van onberispelijk gedrag, zonder nachtelijke
tuinfeesten met stampmuziek, maar wel had ik de verdenking dat ze
gelukkig waren en alles 'enig' vonden.'
'En hij was mijn mijn leeftijd, zij het een flink stuk jonger.'
'het waren degelijke kleren, en net nog niet deftig, zodat er
geen gevaar was dat men mij voor rijk zoude houden en mij geld te
leen ging vragen, wat niet de bedoeling was.'
'Ik ben een folteraar en een aanrander, zij het gelukkig niet in
de vrije sector die leven heet, maar in mijn zelfgeschreven boeken.
Neen, vanzelf zijn die niet ontstaan, God nog aan toe, wat gaat daar
een hoop werk in zitten!'
'Met mijn ziel zag het er slecht uit, maar dat was oud nieuws:
erfelijke zwaarmoedigheid en een drang tot zelfvernietiging. Geen
kleinigheden, maar voor hetzelfde geld had ik een levensblij persoon
kunnen zijn, en dan is dood zijn altijd nog beter.'
'Maar toch ontbrak er iets, hoe moest je het zeggen: hij had als
het ware geen schaduw, noch was er in hem een geheim, of een
onuitsprekelijk heimwee naar iets dat nooit geweest was.'