Een lange monoloog
Over het doppen van bonen is één lange monoloog waarin kort samengevat
de hoofdpersoon vertelt over een onbezorgde kindertijd op het Poolse
platteland die abrupt eindigt door de Tweede Wereldoorlog, zijn
omzwervingen bij de partizanen, zijn opleiding tot en zijn werk als
elektricien, zijn jaren in West-Europa als saxofonist en tenslotte zijn
terugkeer naar de plek waar vroeger zijn dorp stond.
"U komt bonen kopen? Bij mij? U kunt toch zo in elke winkel bonen
krijgen. Maar komt u vooral binnen. U bent toch niet bang voor honden?
Weest u maar niet bang voor ze. Ze hoeven alleen maar even aan u te
ruiken. Als iemand voor het eerst komt, moeten ze gewoon even aan hem
ruiken. Dat zou ik niet weten. Dat hebben ze niet van mij. Dat doen ze
uit zichzelf. Een hond is even ondoorgrondelijk als een mens. Hebt u een
hond? Zou u moeten doen. Van een hond kun je veel leren. Zitten, Reks,
zitten, Laps. Zo is het genoeg".
Zo begint een al oude onbekende verteller zijn monoloog tegen een al
even onbekend blijvende bezoeker. Hij is beheerder van vakantiehuisjes
en het is al na het seizoen als de bezoeker arriveert. Gelukkig heeft
hij nog wel wat bonen, maar die moeten eerst nog gedopt worden.
Reservoir aan herinneringen
Terwijl ze samen doppen opent zicht een reservoir aan herinneringen. Die
herinneringen springen van de hak op de tak en zijn doorspekt met tal
van filosofische uitweidingen, beschrijvingen van de natuur en tips over
o.a. het gebruik van kruiden. Regelmatig meent de verteller zijn
bezoeker al eens eerder ontmoet te hebben. Maar hij is ook onzeker over
wie hij zelf is.
"Wordt u soms ook niet belaagd door onzekerheid over het feit of u u wel
bent? Mij overkomt dat al mijn hele leven. Ik had het gevoel dat ik in
tweeën werd opgedeeld, in degene die weet dat hij het is en in degene
die geen enkele verwantschap met zichzelf ervaart (...).En ik slaag er
nooit in om desnoods zozeer samen te zijn, dat ik tenminste in eenheid
met mezelf meevoel. Ik zeg u, de mens zou niet over zichzelf moeten
nadenken, laat staan in zichzelf moeten gaan wroeten. Hij is zoals hij
is, en dat moet voldoende voor hem zijn. En of hij het is of niet is,
dat is iets wat zichzelf moet oplossen".
Langzaam vorm je je een beeld van zijn leven, hoe hij in één van zijn
eerste herinneringen als klein jongetje samen met zijn vader, moeder,
opa, oma, beide zussen en oom Jan, in de kring bij een olielamp bonen
zat te doppen en ze elkaar verhalen vertelden. Vooral zijn grootmoeder
had vaak het woord, als ze hen naar hun
dromen vroeg en die uit ging leggen.
Onbezorgde jeugd
Dromen zijn een terugkerend thema, vaak weet de oude verteller niet meer
precies of iets echt gebeurd is of dat hij het gedroomd heeft. Hij
vertelt de bezoeker over een onbezorgde jeugd waarin hij als kind aan de
bomen kon zienof ze gelukkig of ongelukkig waren.
"Als ik met mijn moeder bosbessen ging plukken of paddenstoelen
zoeken, dan keek zij uit naar de bosbessen of de paddenstoelen en ik
naar de bomen welke gelukkig waren en welke niet. Soms riep ik haar om
te komen kijken, ze moest en ze zou komen kijken. Dan liet ze bosbessen
of de paddenstoelen voor wat ze waren, omdat ze dacht dat er iets was
gebeurd. Maar ze heeft nooit tegen me gezegd dat ik me maar iets doms in
mijn hoofd haalde, dat ik haar voor niks bij die bosbessen of die
paddenstoelen had weggehaald. Probeert u zich eens voor te stellen, twee
eiken naast elkaar, een eik en nog een eik, en de ene is gelukkig en de
andere staat stijf van de zorgen, aan de ene trillen de bladeren bijna
van vreugde dat ze leven, aan de andere
alsof ze elk moment kunnen gaan vallen".
Aan die onbezorgde jeugd komt abrupt een einde als de Duitsers het hele
dorp platbranden. Hij weet als enige van zijn familie aan de vuurzee te
ontsnappen doordat zijn moeder hem kort daarvoor naar het aardappelgat
(een groot gat met een deurtje ervoor waar men de groenten en
aardappelen in bewaarde) stuurde om nog wat aardappelen te halen.
Hoed
Later komt dit aardappelgat terug wanneer hij in het buitenland (alles
buiten Polen heet buitenland) op straat een voetganger passeert. Beide
mannen lichten hun hoed en besluiten samen iets te drinken in een café
waar ze elkaar verhalen vertellen. Werkelijk fabelachtig is hoe ook het
thema hoed telkens terugkeert. Bladzijden lang wordt je meegenomen in de
beschrijving van een filmvertoning over een man die hoeden past en maar
niet kan besluiten welke hij zal kopen en later hoe de verteller zelf na
lang sparen een bruine vilten hoed gaat kopen en daarbij stuit op een
zeer deskundig verkoper en de bureaucratie van het communistische Polen
om nog maar te zwijgen over zijn droom waarin hij tussen een aantal diep
rouwende vrouwen bang is zijn hoed te verliezen als hij zich voorover
zou buigen over een kuil. Ook zijn carrière als saxofonist wordt
fragmentarisch beschreven. De keuze voor dit instrument en de
ontwikkeling van zijn muzikale talenten heeft hij niet alleen te danken
aan zijn oom Jan, maar ook aan een meesttijds dronken leraar en een
magazijnbeheerder op de bouw die hem avond aan avond in een kring laat
spelen en hem zo de fijne nuances van het saxofoonspel bijbrengt.
Prachtige beschrijvingen over de ziel van de saxofoon gaan vervolgens
door naar de tijd waarin hij door reuma geplaagd noodgedwongen moet
stoppen met het spelen op de saxofoon. En telkens valt me op dat hij
weinig woorden vuilmaakt aan wat hem in het leven overkomt, het is zo
als het is.
Om langzaam van te genieten
Over het doppen van bonen verdient het om langzaam en met aandacht
gelezen te worden. De schrijver neemt ook alle tijd om het leven van één
man zichtbaar te maken in deze prachtig
geschreven monoloog. Dat hij daarbij bijna onopgemerkt al zigzaggend
door tijd, onderwerp en plaats gaat maakt dat je met des te meer
bewondering verder leest, al moet ik eerlijk zeggen dat het mij ook wel
eens iets te langdradig werd. Ik vroeg mij regelmatig af wie de bezoeker
was die hij telkens meende te herkennen. Was het een droom? Het zou in
mijn ogen ook heel
goed kunnen dat de verteller "de dood" op bezoek had die hij aan het
eind toch nog maar even laat wachten.
"Hoe laat? O, maar dan is het tijd voor mij. ik moet de huisjes
langs. Ik zei dat ik ze minstens één keer per nacht langs moet, vaak
twee keer als ik niet kan slapen. O, de honden zijn ook wakker. En,
Reks? Wat is er Laps? Zit! Jullie hebben al meneer geroken.Nee, ze
hebben geen honger. Ze hebben vanavond al gegeten. misschien hebben ze
ergens van gedroomd. Ik laat ze bij u achter. Weest u niet bang van ze.
Blijf maar bonen doppen".
Wat
een prachtig boek. Ik heb het in een paar dagen uitgelezen en had geen
last van een dip. Wat een heerlijkheid om zo weer een schrijver te
ontdekken. Gisteravond in bed zat m'n hoofd nog vol van het ritme waarin
het verhaal verteld wordt. Ik kan dat moeilijk omschrijven maar het was
zoiets als muziek die nog nazingt in je hoofd. Er waren prachtige zinnen
en observaties; soms begreep ik ze niet, maar gunde mezelf geen tijd om
daar over na te denken; ik wilde doorlezen. Volgens mij is er nog geen
ander boek van hem vertaald.
Oh oh oh, ik Moet dit boek hebben. Misschien een goed idee voor kerst.
Volgens mij moet het ook op de leeslijst de volgende keer.
Klopt,
zijn vertaler Karol Lesman meldt dit in een
brief aan de lezer. Daarin wordt wel gesproken van een eerdere roman
uit 1996 Horizon, waarvoor hij net als voor Over het doppen
van bonen de Nike prijs (grootste literaire prijs van Polen)
ontving. In
dit filmpje vertelt de vertaler aan het eind nog iets over het boek.
In mei 2011 verschijnt een goedkopere editie (euro 12,50) van Over
het doppen van bonen.
Stone upon stone, geschreven in 1984, verscheen deze maand in
een Engelse vertaling.
Janneke
|
Informatie over de schrijver Recensies
Trouw
Op de site van
nu.nl
|