Nico de Beer: De laatste schakel


Paul Wildackers, 76 jaar oud, kijkt terug op zijn leven. Nu woont hij alleen, in een bejaardenhuis en komt nauwelijks nog op straat. Eigenlijk gaat hij alleen de deur uit, als hij vlucht voor de werkster. En op een dag ontmoet hij bij zo'n gedwongen ommetje een vrouw van ongeveer veertig, met wie hij een kort maar leuk contact heeft. Hij zou er niets op tegen hebben haar nog eens te ontmoeten. Helaas is de manier waarop dat gebeurt niet zoals hij het zich gewenst had: hij ziet hoe ze op een brancard uit het kantoor waar ze werkte gedragen wordt.

Het blijft hem dwars zitten, misschien wel omdat hij druk bezig is het verhaal te schrijven dat hem al jaren dwarsgezeten heeft. Over de dood van een jonge vrouwelijke collega, een verhaal dat hij al die jaren met een gevoel van schuld bij zich heeft gedragen.
Hij begint met algemene herinneringen op aan de tijd dat hij les gaf op een Regionaal Opleidingcentrum (ROC), waar de bevolking 'een steeds kleurrijkere mengelmoes' wordt; over de problemen die er zijn met het grote verzuim en uitval van leerlingen, vaak te wijten aan de problematische achtergrond. Over de toewijding van sommige leerkrachten en 'ik-zit-mijn-tijd-wel-uit-houding' van anderen. Over de groeiende papierwinkel en de managermentaliteit, die geldelijke afwegingen boven
menselijke stelt. 

Hij ontmoet er de nieuwe leerkracht, die Nederlandse les geeft aan de NT2 leerlingen, de vluchtelingen met Nederlands als tweede taal. Renate Snijders heet ze, en tussen Paul en Renate ontstaat een warme band, die zich zal beperken tot het schoolleven. Want al wordt zijn huwelijk slechts een enkele
keer terloops genoemd, Paul is gelukkig getrouwd. Hij profiteert niet van de groeiende genegenheid als ze samen in Amerika op studiereis zijn. En dan vindt de dramatische gebeurtenis plaats op school.

Nico de Beer heeft zijn hoofdpersoon een kritische houding gegeven. Zo is er niet alleen persoonlijk verhaal, maar kan hij de nodige kritiek spuien op het onderwijs (ergens stelt hij blij te zijn met het feit dat de plannen van de regering om voor- en naschoolse opvang door scholen te laten uitvoeren niet door gaan. Helaas is dat intussen wél het geval). Het gezegde 'wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje' speelt als een rode draad door het boek. Niet alleen de leerlingen op de school zijn vaak kansarm, als Paul en Renate in Amerika zijn worden ze ook geconfronteerd met het feit dat de Amerikaanse Droom niet voor iedereen geldt. Al mocht dat daar blijkbaar niet gezegd worden. En misschien geldt het ook wel voor de twee vrouwen voor wie het Lot drama's in petto had.

Het boek zet je aan het denken, over je eigen keuzes, je eigen kansen, over de vraag of het zin heeft om geleefd te hebben..

Marjo
april 2007

 

 

Een alleenstaande man in een bejaarden huis kijkt terug op de gebeurtenissen die zo'n dertig jaar geleden een enorme indruk achter hebben gelaten en die hij nog altijd niet heeft kunnen verwerken. Van de achterflap:

Een jonge collega, nog maar amper zes maanden in dienst op de school waar Wildackers werkt, komt binnen de schoolmuren bij een geweldpleging om het leven. Wildackers, die een hechte band had opgebouwd met de vrouw, voelt zich medeschuldig aan haar dood en stort in.

Decennia later - Paul is inmiddels 76 jaar oud - besluit hij zijn kijk op de omstandigheden waaronder de tragedie plaats had aan het papier toe te vertrouwen.

Van binnenuit schetst Paul Wildackers in zijn relaas een beeld van de onderkant van de onderwijswereld waarin jongeren worstelen met eigentijdse problemen als integratie, drugsgebruik, en tienermoederschap.

Parallel aan de verhaallijn uit zijn verleden trekt de bejaarde Wildackers zich het lot aan van een voor hem wildvreemde vrouw en dreigt hij vanuit zijn gevoel eenzelfde soort fout te gaan maken als dertig jaar daarvoor.

Wat vooral opvalt in het boek, en waar ik een enorme bewondering voor heb in het dagelijkse leven, is de betrokkenheid van Wildackers, zijn grandioze inzet en zijn geloof in het lesgeven aan een Regionaal Opleidingscentrum (ROC) aan kinderen in het lagere middelbaar onderwijs voor wie naar schoolgaan de grootste straf uit hun leven lijkt te zijn. De desinteresse van de kinderen, al of niet voortkomend uit hun achtergrond, het taalgebruik waarvan je de rillingen over de rug gaan, het gebrek aan respect voor elkaar en voor de leraren, doen je afvragen 'hoe houden die leraren het vol?'.

De schrijver weet de sfeer heel goed te scheppen van zowel de leerlingen en hun beweegredenen, maar ook de verhoudingen tussen de leraren waar ideeën over onderwijs nog wel eens uit elkaar kunnen liggen en waar de onderlinge belangstelling vaak niet verder gaat als een 'hoe gaat het met je?' bij het kopieëerapparaat. Wat ook stuitend is om te lezen is hoe er met leraren omgegaan wordt door directies. Mensen die zich jaren ingezet hebben krijgen van de één op de andere dag te horen dat ze naar een andere afdeling van het ROC gaan en een geheel andere taak krijgen. Nou weet ik uit mijn kennissenkring dat dat helemaal klopt. De auteur weet ook deze verwarring goed te verwoorden.

Het is een beklemmend boek. Een schoolwereld waarin zoveel verschillende kinderen rondlopen, van vluchtelingen tot het dislectysche zoontje van een arts, in zulke grote hoeveelheden dat je nauwelijks kunt overzien wat er allemaal speelt. In het verhaal komen de meest uiteenlopende misstanden waar kinderen aan blootstaan aan bod. Zelf werd ik af en toe gek van de sfeer van 'al weer een vergadering' en had zoiets van 'dat had wel weggelaten kunnen worden'. Aan de andere kant geeft dat wel weer precies aan waar je alle leraren over hoort klagen; het eindeloze vergader, de eindeloze formulieren en de eindeloze ambtenarij, in plaats van 'gewoon onderwijs'. Als je dat nog kunt zeggen in een situatie waarin je lesgeeft aan zoveel kinderen met een levensbagage die je geen enkel kind toe zou wensen.

Het boek geeft ook een goed beeld van iemand in een bejaardenhuis die het liefst met de poes op schoot zit, zijn best doet om nog adequate vragen te stellen aan zijn kinderen en op het laatst nog de dringende behoefte voelt om zo'n emotionele gebeurtenis als de dood van een collega, een vriendin en misschien wel een platonische liefde, op een rijtje te zetten. En ook dan nog, tijdens zijn wandelingetjes door de stad en het kopje koffie op het terras, komt zijn betrokkenheid met de mensheid nogmaals naar voren.

 

Eisjen
april 2007

 


Nico de Beer (1958) is geboren in Tilburg en bracht het grootste deel van zijn jeugd door in het landelijke Esbeek (Noord-Brabant), waar zijn ouders een boerderij hadden. Hierin vond hij zijn latere inspiratiebron voor het autobiografische debuut ‘Zwaluwen’ (1998).
Lees verder op de website van de auteur

Uitgeverij Servo
 

ISBN 9789057860591
178 blz.

Boekgrrls

Laatste keer bijgewerkt: 11/07/07  Eisjen