Venusovergang 6 juni 2012
Op 6 juni 2012 was Venus, de helderste ster van het heelal, een paar
uur lang te zien als een volmaakt zwart rondje dat voor de zon langs
trok. Het bijzondere van dit hemelverschijnsel is dat deze zogenaamde
Venusovergangen altijd in paren met een tussentijd van 8 jaar
voorkomen. Het verschijnsel is uiterst zeldzaam, het duurt namelijk
meer dan een eeuw voor er weer één te zien zal zijn. De eerstvolgende
overgang zal dan ook niet eerder dan in december 2117 waargenomen
kunnen worden. Het bijzondere aan de Venusovergang van 6 juni
2012 was dat dit
keer astronaut André Kuipers de Venusovergang vanuit het ruimtestation
ISS goed kon zien. Hij plaatste meteen deze tweet met foto online.
Oproep Edmond Halley
De eerste keer dat er wereldwijd naar dit fenomeen gekeken werd was op
6 juni 1761. De astronomen waren daartoe in 1716 opgeroepen door de
beroemde sterrenkundige Edmond Halley (1656 – 1742). Halley wist dat
hij niet oud genoeg zou worden om het wereldwijde project zelf te
organiseren, daarom schreef hij een tien pagina's lange verhandeling
voor zijn toekomstige collega's. Daarin gaf hij precies aan wat ze
moesten doen en waar ze volgens hem de meeste kans hadden om het
verschijnsel te observeren. Halley ging ervan uit dat wanneer de
sterrenkundigen de exacte tijdsduur van de Venusovergang wisten, ze de
afstand van de aarde tot de zon konden bereken.
De eerste wereldwijde
expeditie in 1761
Wat visie betreft hadden de astronomen in 1760 het tij mee. Het was het
tijdperk van de Verlichting, waarin het rationele denken het steeds
meer won van mythes en bijgeloof. Op 30 april van dat jaar nam de 72
jaar oude Fransman Joseph-Nicolas Delisle in de Acadèmie des Sciences
het voortouw om Halley's ambitieuze expeditie van de grond te krijgen.
Talloze brieven gingen de deur uit naar o.a. wetenschappelijke
instituten in Engeland, Zweden en Rusland. Deze instituten gingen
vervolgens op zoek naar mensen (zowel professionals als amateurs) en de
benodigde financiën voor de verre reizen en kostbare meetinstrumenten.
Om de bewaarders van de schatkist te overtuigen beriepen ze zich niet
alleen op de grote wetenschappelijke waarde van het project, maar ook
op het prestige dat hun land daarmee ten deel zou vallen. Zoals Halley
al aangaf leek het voor de hand te liggen om de overzeese
koloniën te gebruiken als observatiepunt in de Oost en West. Daarvoor
zouden de sterrenkundigen, mee kunnen reizen met schepen die deze
plaatsen aandeden op hun handelsroute. Bovendien, zo werd
beargumenteerd zouden de meereizende wetenschappers verdienstelijk
kunnen zijn bij het verbeteren van de navigatiekaarten van de
vaarroutes en het in kaart brengen van de koloniën. Een van de verste
en belangrijkste observatieposten was Batavia, maar de Republiek der
Zeven Verenigde Nederlanden was niet bereid een expeditie te steunen
omdat 'het nut van de astronomie voor de mensheid niet voldoende werd
ingezien in de Nederlandse samenleving'. Hooguit waren ze bereid een
Franse waarnemer mee te laten varen op een Nederlands schip, maar toen
puntje bij paaltje kwam liepen ze niet over van enthousiasme om de
Fransen in de gelegenheid te stellen hun koloniale bezittingen in kaart
te brengen.
Onvoorspelbare gebeurtenissen
Wat Halley niet had kunnen voorspellen was dat juist in die tijd de
Zevenjarige oorlog woedde waarin Engeland en Frankrijk lijnrecht
tegenover elkaar stonden. Werden de menings- verschillen door de
wetenschappers op zij geschoven, op zee lag dat anders. De Fransen Le
Gentil en Pingré ondervonden hier in hun wedloop om op tijd te
arriveren in respectievelijk Pondicherry in India en het eiland
Rodrigues in de Indische Oceaan veel hinder van en de Britten Dixon en
Mason waren zo getraumatiseerd door een zeeslag met de Fransen dat ze
in paniek raakten en door de Royal Academie met harde woorden
gesommeerd moesten worden hun reis voort te zetten. Ook de
weersomstandigheden zorgen voor oponthoud. Was het niet de harde wind
die schepen ver uit hun oorspronkelijke vaarroutes bliezen dan was het
wel een complete windstilte die voor wekenlange vertraging zorgde. Voor
de wetenschappers die over land naar hun observatieposten trokken waren
het vaak de eindeloos stromende regen die de wegen in modderpoelen
veranderden, de bittere kou of juist een plotseling invallende dooi in
Siberië die voor moeilijkheden zorgden. Toen het nog maar een paar uur
voor de overgang was konden de astronomen alleen nog maar hopen dat het
weer meezat en de wolken geen roet in het eten zouden gooien. Maar wie
had kunnen bedenken dat juist op het moment van de Venusovergang het
zicht belemmerd zou worden door dikke rookwolken omdat boeren in de
buurt een stuk bos afbrandden? Het overkwam de Zweedse sterrenkundige
Andres Plannman op zijn observatiepost Kajaani in Oost Finland.
Het resultaat
Na afloop moesten de astronomen die op expeditie waren gegaan naar hun
thuisbasis zien terug te keren. Aangezien de oorlog nog niet voorbij
was kostte het meer tijd dan men gehoopt had. Anderen hadden geen zin
om terug te keren. De Fransman Chapelle in het koude Tobolsk was direct
na zijn geslaagde waarneming ingestort en de Académie in Parijs
ontvingen zijn zijn observatiegegeven pas een jaar nadien. Ondertussen
werd er gerekend en herrekend, maar de geleerden moesten spijtig genoeg
tot de conclusie komen, dat ondanks een paar goede metingen, over het
algemeen de waarnemingen minder nauwkeurig waren dan ze verwacht
hadden. Men hoopte dat de overgang van Venus in 1769 onder betere
omstandigheden te zien zou zijn en preciezere gegevens zou opleveren.
Uitgebreidere expedities in
1769
Opvallend veel vorsten spraken bij de voorbereiding voor de meting in
1769 hun persoonlijke middelen aan om een aantal expedities en
waarnemingen te financieren. Met name Catherine de Grote in Rusland
bemoeide zich intensief met de planning en de voorbereidingen om
daarmee aan te tonen dat Russische wetenschap zich kon meten met de
westerse. Een andere opvallende overeenkomst tussen de verschillende
landen was dat ze de expedities voor meerdere wetenschappelijke
doeleinden inrichten, zodat wanneer Venus door slechte weersomstandig-
heden niet te zien zou zijn de expedities mogelijkheden voor
exploitatie van vruchtbare bodem en nieuwe gewassen konden opleveren.
Herkansing
Een flink aantal wetenschappers die betrokken waren bij de eerste
wereldwijde meting deden ook nu weer mee, zij het soms in een andere
functie. Le Gentil, die in 1761 zijn bestemming niet wist te bereiken
was in de Oost gebleven. Dit keer zou hij ruim op op tijd in
Pondicherry, de plaats waar de Royal Academie hem weer naar toezond,
arriveren. Tot zijn grote teleurstelling zou hij de Venusovergang door
het slechte weer opnieuw missen.. Dit was des te pijnlijker omdat het
op de plaats van zijn persoonlijke voorkeur de gehele Venusovergang wel
te zien was. Nieuw in het gezelschap reislustigen was kapitein James
Cook die door de Marine aangewezen was om met zijn schip de Endeavour
de expeditie naar de Stille Zuidzee te leiden.
Preciezer beeld
Toen de uitslagen van de tweede meting binnenkwamen werd duidelijk dat
de weersomstandigheden slechter waren dat bij de eerste overgang en dat
de meeste sterrenkundigen te kampen hadden met het bij de eerste meting
al geconstateerde 'zwartedruppeleffect', waardoor het lijkt of Venus en
paar seconden aan de zon vast blijft kleven alvorens weer los te komen.
Ondanks dat hadden de sterrenkundigen na de overgang van 1769 een veel
preciezer beeld van de echte afstand tussen de aarde en de zon.
Zeer informatief en helder
Venus achterna is een zeer informatief boek waarin Andrea Wulf op een
ongedwongen en overzichtelijke manier de voorbereidingen, successen en
tegenslagen beschrijft van een aantal sterrenkundige die in de jaren
zestig van de 18de eeuw op pad gestuurd werden om de Venusovergang te
meten. Het waren in een aantal gevallen niet direct mannen die fysiek
goed toegerust leken voor de avontuurlijke reis, maar enthousiast en
vastberaden waren ze zeker. Met bewondering heb ik gelezen over de
gevaarlijke reizen naar de buitenposten en het doorzettingsvermogen
tijdens de maanden en soms jaren van voorbereidingen voor een
verschijnsel dat nauwelijks zes uur zou duren. Bovendien was er het
levensgrote risico dat door slechte weersomstandigheden er helemaal
niets te meten viel. De projecten zorgden in ieder geval voor
werkgelegenheid, voor instrumentenmakers was het soms zelfs te veel in
te korte tijd. Met onze snelle communicatielijnen en geavanceerde
apparatuur is het nauwelijks nog voor te stellen dat de uitkomsten pas
na meer dan een jaar bekend konden worden gemaakt, des te
bewonderenswaardig is het dat de toenmalige sterrenkundigen met hun in
onze ogen primitieve middelen toch al redelijk nauwkeurig waren in de
berekeningen van de afstand tussen de zon en de aarde.
Achterin het boek staat een indrukwekkende lijst van literatuur die
Andrea Wulf voor het schrijven van dit boek heeft geraadpleegd. Ze
heeft er een vloeiend verhaal van weten te maken waarin alleen de
beschrijvingen van de steden als Parijs en Londen naar mijn idee een
beetje uit de toon vielen. Ze waren zeker schilderachtig en sfeervol,
maar hun romantische toon vond ik net iets te veel contrasteren met de
heldere nuchtere toon van de rest van het verhaal. Verder niets dan lof
over Venus achterna dat naast de leerzame informatie ook nog vol staat
met tekeningen en foto's om het allemaal nog duidelijker en
aantrekkelijker te maken.
Janneke
|
Andrea Wulf
Top 10 Most Wonderful Facts Of the Transit of Venus
|