De gedichten die we bespraken tijdens
Poëzie en Sculptuur 3 september 2005



Het poëziegedeelte van P & S 2005 sloot aan bij de ’follies’ van Den Haag Sculptuur: gebouwtjes zonder directe functie, puur voor de lol, voor de luxe. .Met Oscar Wilde’s uitspraak ‘All art is quite useless’ in het achterhoofd hebben we ons bij de volgende gedichten en gedichtfragmenten afgevraagd wat die gedichten ons te vertellen hadden over taal, woorden, poëzie en/of communicatie, en hoe de dichter het gedicht tot gedicht had gemaakt. 


TONGEN

Men menge het futiele en het subtiele
het sublieme en het imbeciele. 
Men menge de lijfgeur met de lijkgeur,
het perfecte met het perverse,
dit alles in gelijke mate.
En dan, maar dan alleen
en zeker geen seconde eerder:
dan spreke men.

Luuk Gruwez


GEVLOGEN

Je ziet het vederlicht
Over de horden gaan
En gist naar het verband
Waarin het heeft gestaan.
Met elke sprong verdwijnt
Er iets uit het gedicht
Maar wat er blijft herstelt
Volmaakt het evenwicht.
Lexicografisch land
Dat vol is van de vlucht
En van de kudde die
Volhardt in twijfelzucht.
Want ergens, vogelvrij
Zal het op poten staan.
Analfabetisch rijk,
Van niets meer onderdaan.

René Puthaar


ga rustig slapen stadgenoten ik ben uw dichter
ik zal uw licht ontkennen wat is
dient herschapen wat namen draagt
zal ik voor u benoemen
ik zal uw helderheid verhelpen

Ilja Leonard Pfeijffer (fragment)


Moe van iedereen die met woorden komt, met woorden maar niet met taal
ging ik naar het sneeuwbedekte eiland.
Het ongerepte heeft geen woorden.
De ongeschreven bladzijden breiden zich naar alle kanten uit!
In de sneeuw stuit ik op hoefsporen van een ree.
Taal maar geen woorden.

Tomas Tranströmer



EEN KRAAI BIJ SIENA

Hoe een kraai vliegt over de heuvels
bij Siena: een verkreukelde zwarte lap
boven het koperen landschap.
Werkt zich rot, denk je van onderaf,
met die averechtse vleugels.

Door de kijker zijn slimme snavel,
zijn eigenwijs hoofd: hij lapt
het toch maar. Niet de begaafde
vlechtwerken boven de stad
van de zwaluwen - hij blijft een aardse

zitter, die heeft gedacht:
waarom zij wel verdomme? en is opgestegen
om zich verbaasd te begeven
naar dit veel te grote blauw.

Hoe zich deze woorden bewegen
ongeveer van mij naar jou.

Willem van Toorn


DENKT DE DICHTER 

waartoe dient dichten anders
dan om een korte slaap te strooien
in een bed van pijn?

waartoe anders
dan om beminde rimpels
met witte regels te verlichten?

ik fluister je een nacht toe 
die alles beter maakt
je sluit je ogen 

ik schreeuw je levend
denkt de dichter

Edith de Gilde



In dit gedicht, dit bouwvallige patriciërshuis,
valt nog weinig te zoeken, in het beste geval
wat verwaarloosde woorden, aangevreten
keverschilden waar de wind mee speelt,
morsdood, met opgedroogde letterpootjes
uitgestoken, knetterend onder de voetzool
van onze verwachting. Niemand woont hier,
en terwijl we door de lege kamers stappen
sterft ook het geluid van voetstappen uit.

(De lezer heeft het gedicht zojuist verlaten).

Frédéric Leroy




 


Poëzie en Sculptuur 2005

Boekgrrls

Laatste keer bijgewerkt: 07/09/05  Eisjen

Terug naar top pagina