Dit boek las ik n.a.v. enthousiaste mail over de verfilming ervan,
en ik schreef al dat ik me kon voorstellen dat er een mooie film van de
maken valt, maar dat ik het boek nog geen aanrader vond. Over dat laatste
ben ik, nu ik het boek uit heb, erg aan het twijfelen gebracht.
Het boek vertelt een knap geconstrueerd en tamelijk interessant verhaal,
maar de schrijfstijl stond me aanvankelijk nogal tegen: veel
gedetailleerde beschrijvingen, van zowel het uiterlijk als het innerlijk
van personen, in een naar mijn idee ronkerige stijl. Ook staat er erg veel
boekenwijsheid in, letterlijk bedoeld: wijsheid over boeken. Bijna alle
personages zijn kenners van de (vooral Franse en Spaanse) literatuur uit
voorgaande eeuwen. Dus veel namen die me niets zeiden, al werden ook
Arthur Conan Doyle en Edgar Allen Poe wel genoemd. Verder staat het boek
vol met zinnen als: "Al sinds een hele tijd beperkte zijn houding
tegenover het onverwachtse zich tot het nuchtere fatalisme van iemand die
rustig afwacht tot het leven de volgende stap zal doen. Dat ontbreken van
betrokkenheid, die onpartijdigheid ten opzichte van de gebeurtenissen,
sloot iedere mogelijkheid uit om de hoofdrol te spelen." Maar over dit
soort passages wat snel heenlezend was het toch een intrigerend verhaal,
dus ik las door, en op ongeveer driekwart van het boek (dat 420 blz. dik
is) werd de stijl vlotter, òf was ik er inmiddels aan gewend geraakt, en
begon het te lezen als een trein.
Het boek gaat over Lucas Corso, van beroep jager op oude, kostbare boeken
voor rijke verzamelaars en handelaren. Een bevriende boekhandelaar, Flavio
la Ponte, vraagt hem uit te zoeken of een manuscript van het hoofdstuk Le
vin d'Anjou uit De drie musketiers van
Alexandre Dumas echt is. La Ponte
heeft dit manuscript kort geleden gekocht van de rijke verzamelaar Enrique
Taillefer, die zich onlangs het leven heeft benomen (of was toch sprake
van moord?). En een rijke opdrachtgever, Varo Borja, wil dat Corso nagaat
of zijn exemplaar van het boek De negen poorten, een boek over de duivel,
echt is. Corso legt Le vin d'Anjou eerst voor aan Boris Balkan, een kenner
op dit gebied, die hem aanraadt een specialist in Parijs te raadplegen.
Dat komt goed uit, want van Borja moet Corso zijn eigen exemplaar van De
negen poorten vergelijken met de enige twee andere exemplaren die nog van
dit boek bestaan. Het ene daarvan bevindt zich in Portugal, het andere in
Parijs. Het lukt Corso de twee andere exemplaren te zien te krijgen en te
bestuderen, en hij doet daarbij de interessante ontdekking dat de platen
in de drie exemplaren van De negen poorten niet helemaal met elkaar
overeenstemmen (je kunt dit al lezende ook zelf ontdekken omdat alle
platen afgebeeld zijn in het boek; leuk voor grrls die van 'zoek de
verschillen' houden). Echter, bij het onderzoek doen zich vreemde en
spannende verwikkelingen voor. Cruciaal daarbij is dat de boeken waar
Corso naar speurt tot leven lijken te komen: een man die Corso belaagt
doet hem denken aan Rochefort, een huurmoordenaar uit De drie musketiers.
Hij blijkt samen te werken met een vrouw die overeenkomsten vertoont met
Milady, ook een personage uit De drie musketiers, die, als ik het goed
begreep, werkte in opdracht van kardinaal Richelieu en tegenstander was
van de musketiers. Gelukkig krijgt Corso ook hulp, maar: is dat nu gewoon
van een meisje, of is het van de duivel? Tsja, een beetje pathetisch
allemaal, maar als het verhaal (eindelijk) op gang is gekomen, leest het
toch wel lekker weg.
Aan het eind komt een, in ieder geval in zekere zin, verrassende
ontknoping, met zelfs een soort 'metavertelsel' over boeken, lezen, spel
en spelregels. En hierdoor ging ik me ook afvragen of de schrijfstijl die
me in het begin zo stoorde niet juist een sterk punt van het boek was:
heeft de schrijver soms de schrijfstijl van Dumas geïmiteerd? Zo ja, dan
is dat zeker knap, en wordt het boek daardoor nóg meer een geheel. Maar of
het boek er, ook voor niet-Dumas fans, ook leesbaarder door wordt, weet ik
niet...
monalisa
(Wil je weten wat monalisa nog meer leest? Lees dan haar
weblog)
|
In een interview vertelde Arturo Pérez-Reverte (1951) dat hij in zijn jeugd een enorme lettervreter was met een sterke voorkeur voor dikke (avonturen)romans. Dumas, Tolstoj, Dickens en Stendhal waren auteurs die, zoals hij het uitdrukte, 'zijn harddisk geformatteerd hadden'. Deze culturele bagage gebruikt hij bij het schrijven van literaire thrillers. Een succesvol recept, zo blijkt uit de verkoopcijfers van zijn boeken en uit de talrijke vertalingen. Tot nu toe zijn twee van die literaire thrillers in het Nederlands verschenen: Het paneel van Vlaanderen (1993) en De club Dumas, of De schaduw van Richelieu (1995).
(meer bij BiblioWeb)
|