DE SCHRIJVER
J.C. is in 1940 geboren in Kaapstad. Zijn ouders, Vera Wehmeyer en
Zacharias Coetzee, waren Duits/Afrikaans. In Kaapstad werd zowel Engels
als Afrikaans gesproken, maar zijn familie was uitgesproken anglofiel.
Toen hij acht jaar was verloor zijn vader zijn ambtenarenbaan vanwege zijn
progressieve opvattingen en de familie verhuisde naar een deprimerend
provinciestadje. Coetzee heeft zich aanvankelijk niet zo duidelijk
uitgesproken over de situatie in Zuid-Afrika als Nadine Gordimer, maar in
zijn latere boeken is hij steeds duidelijker in zijn zorg over de
situatie. (Ik weet niet of dat verschil groot genoeg is om in de
ontwikkeling van Elisabeth Currer een parallel te zien met die van
hemzelf). In het autobiografische 'Portret van een jonge man' over zijn
verblijf in Londen is de jonge Coetzee steeds op de vlucht voor zijn
verleden, zijn wortels, al kan hij ze niet loslaten. Hij zoekt kranten op
waarin juist over de situatie in Zuidafrika geschreven wordt.
KORTE INHOUD VAN IJZEREN TIJD
De ik-persoon, de oude blanke Zuidafrikaanse Mrs. Curren heeft net van
haar dokter te horen gekregen dat ze zal overlijden aan de kanker waaraan
ze lijdt. Ze is opgegeven. Als ze thuiskomt, treft ze in haar tuin een
zwerver met zijn hond aan. Ze ontfermt zich tegen wil en dank over hem, en
tegelijkertijd ontfermt hij zich over haar.
Een tweede verhaallijn betreft
Florence, de huishoudelijke hulp van Mrs. Curren. Zij woont deels bij de
ik-persoon in, met haar kinderen, tot haar oudste zoon in de problemen
raakt bij rellen in een township. Hierdoor komt Mrs. Curren daar ook mee
in aanraking.
De roman is geschreven als een soort dagboek van haar
laatste dagen, in een lange brief aan haar naar de VS geëmigreerde
dochter.
TITEL
De titel van de Nederlandse vertaling is met de nieuwe druk veranderd.
IJzertijd werd veranderd in IJzeren Tijd. Misschien om associaties met
IJzertijd als uitsluitend periode-aanduiding te voorkomen. In de tekst
verwijzingen naar de diepere betekenis: "de zwarte kinderen zijn wreed
geworden door het regiem, zij zijn hard als ijzer. .De ijzertijd, daarna
komt de bronstijd, hoelang nog voor dat de zachtere tijdperken weer
passeren in hun cyclus, de kleitijd, de aardetijd?.. " een beschrijving van
haar dochter: "Ze is van ijzer, ik ga haar niet vragen om terug te komen
op wat ze gezworen heeft." "de man zegt: u lijkt ook wel van ijzer". Haar
antwoord: "als ik van ijzer was zou ik niet zo makkelijk breken".
WAARDERING
Geen makkelijk boek, wel één dat ik niet had willen missen.
Ik kwam er aanvankelijk maar moeilijk in om het daarna in één ruk uit te
lezen.
Vond het beschrevene wel schokkend, net als bij Elisabeth zijn
mijn ogen geopend, maar dat vind ik een verdienste van Coetzee, al is het
wel "prettiger" om onwetend op een roze wolk rond te drijven.
De
essentie van Coetzee's verhalen is 'het leven van iedere dag in de
apartheidstijd' met duidelijke verschillen tussen blank en zwart, zonder
een vinger te wijzen naar foute of goede partijen. Ongelofelijk, hij is
zo'n mens als Mandela, er lopen er maar weinig van op deze aardbol rond.
Toch een woord van kritiek. Ik snap niet hoe Elisabeth zich al die jaren
afzijdig heeft weten te houden. Haar dochter is immers om de
apartheidspolitiek naar de VS geemigreerd. Hoe kun je daar zelf dan buiten
blijven?
Ik vind de oude opstelling van Elisabeth niet geweldig, maar
tegelijk ook erg menselijk en helemaal niet uitzonderlijk. Moet weer aan
Claudel denken: de mens is zo laf als hij zich kan veroorloven.
Ik
bedoelde geenszins kritiek op het personage Elisabeth Curry. Ik bedoelde
kritiek op de 'romanwerkelijkheid'. Ze zegt ergens dat zij op de tv die
beelden die zij zag op die vlakte nooit gezien heeft. Een soort 'ich habe
es nicht gewusst' en dat terwijl je dochter het land verlaat.
ik vind het
ook als romanwerkelijkheid aanvaardbaar. Juist vanwege de bestáánde
afstand tussen wel weten en beseffen. Tussen kijken en zién. De stap van
je kind kun je desgewenst parkeren als jeugdig compromisloos zijn,
idealisme dat wel slijt, of wat dan ook. Hebben we niet talloze smoezen
als het zo uitkomt?
nou heb ik er weer een prachtige Coetzee erbij. Heb
't boek in twee middagen met ontroering gelezen. Hoewel - ik moet zeggen
dat mijn voorkeur blijft uitgaan naar Coetzees Life and Times of Michael
K.(1983). Dat verhaal maakte een verpletterende indruk op me. Waarin zit
dat verschil? Misschien dat het vaak wat intellectuele en abstracte
taalgebruik van Elis. C. (in overeenstemming met haar 'verhaal',
uiteraard) voor mij wat meer afstand schiep in vergelijking met het
absolute slachtofferschap van M.K. Maar dit terzijde.
Ik durf het
eigenlijk niet te zeggen, maar doe het toch, en riskeer een boel over me
heen vallende boekies: ik ben halverwege "IJzeren tijd" (Mbeki is
doodgeschoten ), en het valt me niet mee tot nog toe. Naargeestig, bijna
nihilistisch geschreven. Het is een en al frustratie, onvriendelijkheid,
onbegrip, minachting voor elkaar. De oude mevrouw doet, in weerwil van
haar eigen negatieve situatie en hopeloze gedachten nog haar best, maar
stuit daarbij op alles wat ik al genoemd heb. Zelfs moeder en dochter
kunnen of willen elkaar niet bereiken, ieder vanuit bewuste en zelfs
begrijpelijke keuzes, terwijl ze wel van elkaar houden en moeder in nood
is. Ik hoop dat de sprankjes hoop nog gaan gloren! Misschien is dit voor
mij niet het juiste boek op de juiste tijd?
Of je bent nog niet ver
genoeg in het boek. Ik vond het juist zo mooi, dat zo'n zwerver zonder
vermooid te worden in al zijn emotionele en sociale onderontwikkeling tóch
een baken voor Elisabeth wordt. Nee, moeder en dochter hebben geen
fantastische band, de dochter mag zelfs niet weten dat de moeder terminaal
ziek is, maar daar heeft de moeder weer goede redenen voor. Een
opofferende liefde van familieleden zou lang niet zo'n opzienbarend
gegeven zijn als juist die wonderlijke relatie tussen die achtergebleven
zwerver en een docent klassieke talen die nog geloofwaardig beschreven is
ook. Ik ben het met je eens dat Coetzee geen illusies koestert over de
mens maar mij montert het op, dat hij eerlijkheid en inzicht kan laten
zien temidden van al die vreselijke dingen die mensen elkaar aandoen.
Nee, ontspannende literatuur was dit niet echt, daar moet je Coetzee niet
voor hebben. Het is wel een boek dat me bij is gebleven.. Dat dekbed dat
ze om zich heen slaat als ze het huis uitloopt en onder dat viaduct
terechtkomt, die stokjes van die jongens in haar mond. Het is van een
gruwelijkheid die je niet graag toelaat, maar waarna ik pas besefte wat er
allemaal daar gaande was/is.
Agat, ja, en die beschrijvingen van die
rellen in de township, het 'kinderlijke' gevoel om weg te willen vluchten
naar je eigen vertrouwde, veilige plek, mooi beschreven. Ik herkende dat
wel, de weerzin zo af en toe om de krant op te slaan...
Vind het een
huiveringwekkend en indrukwekkend boek. De hele apartheid komt wel heel
dicht op je huid als je dit leest. Indringend hoe de hoofdpersoon zichzelf
ontleedt tot op het bot, met eigen ogen de ellende meemaakt/aanschouwt
waarvoor ze haar hele leven de ogen gesloten heeft gehouden. En toch aan
het eind van het boek niet zonder hoop is.
PERSONAGES
ELISABETH CURREN
E.C., de hoofdpersoon, kiest ervoor om in Zuid-Afrika te blijven. Een
zelfverkozen isolement. Als ze de zwerver Verceuil ontmoet is haar
huishoudster elders. Ze is alleen, helemaal op zichzelf teruggeworpen. Ze
wil niet naar haar dochter, haar dochter zal niet naar haar komen. Ergens
las ik in een recensie dat de contacten van een intellectuele dame met de
alcoholische Verceuil onwaarschijnlijk zijn. In het licht van haar
'eenzaamheid' vond ik de relatie niet onbegrijpelijk.
Ze beschrijft
zichzelf voor mij als iemand die niet werkelijk 'geleefd' heeft. In die
zin staat Verceuil voor mij voor het leven, voor de menselijke aard.
Prachtig vond ik beschrijving van Elis. C. als vrouw. Als moeder van haar
dochter en als dochter van haar moeder. Ooit draagster van nieuw leven, nu
draagster van 'de krab' van de dood. Liefde, verlangen, verdriet. Waarom
koos Coetzee nou net voor een vrouw als hoofdpersoon? Daar moet hij toch
een bedoeling mee hebben gehad?
Kan 't 'm zitten in 't voorafgaande? De
vrouw als symbool van 'het leven' en het doorgeven daarvan? Zie ook
Florence - voorzover we haar leren kennen een onverstoorbare moeder. De
blanke mannen doden en de zwarte jongens (willen) vechten en worden
gedood. (Mijn indruk:Elisabeth voelt niet de 'bevrijdingsstrijd' die die
jongens voeren -ze moeten gewoon naar school!) De tragiek (onder veel meer
natuurlijk): ook de vrouw wordt aangevreten. De kanker gaat in haar hart
zitten. En alles wat ooit lief en dierbaar was - haar dochter, haar jeugd
(die foto!) - wordt op zijn minst gerelativeerd.
VERCUEIL, de alcoholistische zwerver
Kan me herinneren dat de vraag werd gesteld of Verceuil, de zwerver, nu
blank of zwart zou zijn. Ik denk blank, omdat Mrs. Curren zo enorm
verbaasd en verontwaardigd is hoe Mbeki en zijn vriendje (John) tegen
Verceuil tekeergaan.
Nee, blank is hij zeker niet, dat bestond toen
gewoon niet in Zuid Afrika, maar hij zou kleurling kunnen zijn. Zwarte
mensen en Kaapse kleurlingen gaat/ging niet samen. Kaapse kleurlingen
kijken erg neer op zwarte mensen, daar ze zelf blank bloed door hun aderen
hebben stromen voelen zij zich boven de zwarte mens staan. Kleurlingen
hebben door de eeuwen heen een hele eigen cultuur ontwikkeld, spreken dus
ook geen 'Bantu'(zwarte taal) maar spreken een dialekt Afrikaans. Hele
leuke taal trouwens en eigen muziek hebben ze ook. Willemijn en ik hebben
het hele boek gedacht, dat de zwerver een zwarte man was, op de cover van
het boekje dat wij hebben staat n.l ook een grote zwarte hand! Daar wij zo
stomverbaasd waren dat iemand dacht dat hij blank zou zijn, gingen wij nog
es stukjes opzoeken en kwamen we tot de conclusie dat hij best eens een
kleurling kon zijn. Zijn achternaam is ook meer Afrikaans, dus zou je
kunnen zeggen een grotere kans dat hij een Kleurling is. Ja, ik denk dat
het in het verhaal heel belangrijk is, dat de zwerver gEEn blanke is. Dat
maakt het verhaal. Als ze allebei blank waren, was het enige verschil dat
zij rijk is, hij arm, nu komt daar het cultuur/kleurverschil bij en het
was in die tijd Not Done, hem binnenhalen en hem als vriend accepteren.
Voor mij was Verceuil in ieder geval zonder twijfel een blanke. En de
omhelzing op het eind zijn vriendendienst aan haar. Ik heb me er verder
niet mijn hoofd over gebroken hoe zij dat dan nog kon opschrijven.
Misschien is het niet precies zo gegaan, maar stelde zij zich het zo voor.
Verceuil heeft zich helemaal afgekeerd van het maatschappelijk leven. Of
dat alleen door zijn ongeluk komt, weet ik niet. Hij laat zich over weinig
uit, en al helemaal niet over apartheid. De manier waarop Elisabeth haar
opkomend inzicht met hem deelt.... tja, het lijkt me gewoon dat ze tegen
een blanke spreekt.
De identiteit van de zwerver interesseerde me in
eerste instantie maar matig. Hij was wie hij was. Eigenlijk een soort
hond, dacht ik. Af en toe pleite, geen capsones, aanwezig als je dat
prettig vindt. Zoiets. Misschien inderdaad de personificatie van de hond?
Ik zou er vrede mee kunnen hebben.
DE DOCHTER aan wie de brieven worden geschreven.
Zij is weggegaan uit ZA, zij kon niet meer in die apartheid leven
DE KINDSOLDATEN
Op het journaal zag ik weer eens een item over de ronseling van jonge
moslims voor zelfmoordacties. Nu moest ik opeens aan IJzertijd denken. Op
pagina 159 zegt Elisabeth Curren: "Ik walg nog steeds van die oproepen om
offers te brengen die uiteindelijk tot gevolg hebben dat jongemannen
doodbloeden in de modder.'' En even verder: "het blijft een oorlog waarmee
de ouderen de jongeren opzadelen." Daar dacht ik dus aan: de moslimjongeren
als de huidige kinderen van ijzer. Vooral ook door wat er op pagina 80
staat: "De nieuwe puriteinen, die zich aan de regels houden, de regels hoog
houden. Die gruwen van alcohol, omdat het de regels week maakt, ijzer doet
smelten."
DE HOND EN KAFKA
Een overeenkomst met Disgrace (1999) drong zich op. Daar de hoogleraar die
eindigt als 'verzorger' van zelfs dode honden. En met een ijzersterke
dochter die ervoor koos te leven met de situatie na de apartheid. Hier de
universitair docent klassieke talen die sterft in de armen van een dakloze
zwerver. En met een dochter die het af laat weten. Beiden slachtoffer.
Maar waarvan nou precies?
Slachtoffer waarvan? Ik weet niet of ze echt
slachtoffer zijn. Moeder komt tot een bepaald soort bewustzijn en kiest
ervoor zich niet als een hond (weer die hond) te laten inslapen. De
dochter kiest ervoor het land te verlaten zolang de situatie niet is
veranderd. Een bewuste keus.
Er is inderdaad iets met honden. Een
Kafka-kenner verzekerde me dat dit een eresaluut voor Kafka moet zijn.
Coetzee is een groot bewonderaar van Kafka. Hij zou Kafka's beeld van de
hond hebben overgenomen voor de mens bij wie alle franje verloren is
gegaan. In laten slapen als een hond, maar ook op blz. 183 "Gelegen naast
haar schaduw-echtgenoot schrijft je moeder je. Het spijt me als het beeld
je tegen de borst stuit. Je moet houden van wat voorhanden is, net als een
hond."
Dat in 't werk van Coetzee de hond een dominant symbool is, is
evident. Daarvoor hoef je alleen maar Disgrace en Iron Age te hebben
gelezen. Van Kafka weet ik niet veel meer dan 'het individu dat stukloopt
op het systeem'. Awel. Is K (uit The Life and Times..) ook niet een
Kafka-figuur?
METAFOREN??
De vrouw, staat zij voor Zuid-Afrika? Een zieke vrouw die gebruikt wordt,
die weerloos is tegen iedereen die haar huis binnendringt? En toch, toen
ze de kans had te ontsnappen deed ze het niet. Het ontsnappen werd haar
aangeboden door de dochter die haar had gevraagd om naar Amerika te komen.
Heb er nooit bij stilgestaan dat ze "voor iets zou kunnen staan", behalve
dan voor iemand die met de dood voor ogen niet langer meer een
"poppenleven" wil leiden en de werkelijke situatie van Zuid-Afrika onder
ogen wil zien.
Tja, en de zwerver. In alle recensies staat dat Vercueil
de engel des doods is, ik heb daar moeite mee. Hij is haar begeleider,
maar is dat niet tegen wil en dank? Ze heeft hem toch niet gevraagd? In
termen van de metafoor zou Verceuil de Verenigde Naties kunnen zijn, de
buitenlandse politiek, die zich er ongevraagd mee bemoeit. Ik weet niet of
Coetzee in metaforen schrijft, of inderdaad alleen maar het rotte van het
systeem aan wil geven. Maar toch: waarom dan een doodzieke vrouw?
De
vrouw als symbool van 'het leven' en het doorgeven daarvan? In dit geval
denk ik, zoals iemand schreef, Elisabeth als symbool van een doodzieke
natie. EC vergelijkt haar kanker met een zwangerschap. Dat mooie land
brengt nu alleen kankergezwellen voort.
Elisabeth maakt in ieder geval
vergelijkingen tussen haar eigen ziekte en de situatie van het land (op
pag. 63): "Zo ook dit land: tijd voor een brand, tijd voor een einde, tijd
voor wat uit as groeit om te groeien." Op een andere plaats vergelijkt zij
haar gevoel voor Vercueil met haar gevoel voor Zuid-Afrika: (pag.68)
"Kan
ik zo mijn gevoel jegens Zuid-Afrika beschrijven, niet liefdevol, maar
gewend aan de kwalijke geur ervan?"
Denk zelf dat de vrouw wel in zekere
zin een metafoor is, maar dan voor dé mens. Denk, dat Coetzee gebruik maakt
van de psychologie, dat we vaak een crisis nodig hebben om oude zekerheden
los te laten en ons open te stellen voor nieuwe inzichten. Elisabeth staat
voor de welvarende blanke, bovendien was ze een intellectueel. Haar
verstandelijke aanleg was een handicap in die zin dat ze allerlei
gevoelens met gerationaliseer had weggewerkt. Ze had zichzelf niet
toegestaan om te zién wat er aan de hand was. Nu heeft ze kanker in een
terminaal stadium en ze kan zich niet meer zelf redden. Ze weigert opname
in een ziekenhuis. Veel keus heeft ze dan niet meer als haar zwarte
dienstbode vertrekt en de zwerver zich aan haar opdringt. Heel boeiend is
dan de omslag. Ze valt er niet meer over dat hij stinkt en drinkt. Hij is
een mens en ze ontmoeten elkaar op de bodem van het bestaan.Ze kan
eindelijk het niet volmaakte, het afstotelijke zelfs in haar leven
toelaten. Hij is in feite degene die haar ogen opent. Hij wordt een Engel
des Doods genoemd, omdat hij haar helpt sterven. Hij smoort haar in een
omhelzing. Coetzee zegt dat niet expliciet, maar suggereert het wel. "Hij
nam me in zijn armen en omhelsde me met formidabele kracht, zodat mijn
adem me met een stoot ontsnapte. Aan die omhelzing viel geen warmte te
ontlenen".
Maar hoe kan ze dan nog de brief aan haar dochter afmaken? Ik
heb maar aangenomen dat Coetzee daar niet zwaar aan wil tillen. Het kan
gewoon niet anders voor mijn gevoel dan dat Vercueil haar zo hielp
sterven. In literatuur hierover werd gezegd: "Dat Coetzee hier de fictie
van de vorm doorbreekt, is denkbaar als postmodernistische ingreep". Aan
realisme wordt in het p.m. niet veel waarde gehecht.
Voor mij was de
metafoor in dit verhaal treffend. Elisabeth heeft in haar leven haar ogen
gesloten voor de werkelijkheid, terwijl Vercueil op zijn eigen manier ook
de maatschappij de rug heeft toegekeerd. Doordat zij dit bij hem kan zien,
realiseert zij zich dat zij in zekere zin in een spiegel kijkt. Door hem
uiteindelijk te aanvaarden, aanvaardt zij alsnog het lelijke in haar leven
dat zij met succes buiten de deur had weten te houden. Wat zij tevoren
deed in haar leven was wel heel herkenbaar voor me.
Het boek gaat voor
mij nog meer over Zuid-Afrika dan over de persoonlijke geschiedenis van
Elisabeth Curren. Haar naam en haar leeftijd worden pas laat en heel
terloops genoemd, zij lijkt mij te staan voor de 'goede blanke' en
Florence voor de 'goede zwarte'.
In de eerste plaats had ik het gelezen
als menselijk drama; hoe iemand in het aangezicht van de dood zich heel
scherp gaat realiseren hoezeer haar leven tot op dat moment beschermd is
geweest, maar ook hoe ver buiten de werkelijkheid.
Door de contacten met
zowel haar hulp als met de zwerver , op het moment dat zij de schok van
haar naderende dood moet verwerken, wordt zij gedwongen de rauwe
werkelijkheid van het leven in Zuid-Afrika onder ogen te zien en ten dele
zelf te leven. Het lukt haar niet om zelf haar leven te beëindigen maar
zij krijgt wel de moed om datgene wat op haar pad komt met open ogen
tegemoet te gaan.
Zij wordt mild en blijft toch hoopvol, in de laatste
zin gloort weer iets van hoop: ''misschien krijg ik het alleen maar koud
omdat ik van de andere kant van de zeeën word geroepen.''
Mijn mooie beeld is de foto die ze beschrijft op pagina 108. Zijzelf staat
daar als tweejarige met haar broertje en haar moeder in een tuin. ....
"Maar verzorgd met wiens liefde? Wie snoeide de stokrozen? Wie vlijde de
meloenzaadjes in hun warme, vochtige bed? Was het mijn grootvader die om
vier uur opstond om de sluis open te zetten en water in de tuin te laten
lopen? Als hij het niet was, wie was dan de eigenaar van de tuin? Wie
leunen er, buiten het beeld, terwijl ze op hun hark leunen, op hun schop
leunen, wachten tot ze weer aan het werk kunnen, ook tegen de rand van de
rechthoek, zodat die ombuigt, inscheurt. Dies irae, dies illa wanneer de
afwezigen aanwezig zullen zijn en de aanwezigen afwezig. De foto toont
niet langer wie er die dag in het tuinkader waren, maar wie er niet waren."
Jop